Zeeuwse fruitteelt in opmars;
vooral door de perenteelt
toezicht op de beveiliging zowel tegen
stormvloeden, als tegen hoog oppervlak
tewater. Tussen 1798 en 1816 onderging
deze jonge organisatie herhaaldelijk wij
zigingen en veranderingen. In de grond
wet van 1848 werd het algemeen bestuur
opnieuw geregeld en vastgesteld. Het
De Zeeuwse fruitteelt heeft de laatste
10 jaar zijn positie ten opzichte van de
andere vaderlandse fruitteeltgebieden
verbeterd. Dat is mede te danken aan
gestegen vakmanschap, een gunstig kli
maat en een ruilverkaveling in Zuid-
Beveland. Die verkaveling was een
mooie verjongingskuur, die steeds meer
vruchten (letterlijk) afwerpt. In de ja
ren, dat de appelen goedkoop waren
deden de peren, die vooral in Zeeland
staan, het erg goed.
Er is de laatste jaren een geleidelijke
verschuiving van de perenteelt naar het
westen. Bij een cijfer van 28 procent
van het appelareaal ligt liefst 44 pro
cent van de perenboomgaarden in het
westen. Er zit een zeer grote peren
concentratie in Zeeland. Dat is aan het
prima klimaat met de warme zee in
de buurt te danken, waardoor de nacht-
vorstschade meestal veel minder is.
Vooral de conference-peer, die een unie
ke kwaliteit in Zeeland heeft, doet het
op de internationale markt uitstekend.
Wat hogere produktiekosten ten spijt.
Ook de ramp van 1953 heeft een rol
gespeeld. Er zijn door de watersnood
vele nieuwe boomgaarden ingeplant met
provinciaal bestuur werd belast met het
toezicht op de waterschappen en met het
vaststellen van de reglementen. In te
genstelling tot vroeger, toen iedere
grondgebruiker verplicht was een ge
deelte van de dijken, wegen en water
leidingen op eigen kosten te onderhou
de nieuwste en beste rassen. De aan
planten zijn toen ook sterk vergroot.
Er staan nog heel wat appelen, maar
de opmars van de peren is opvallend.
Er komt bij, dat het klimaat in Zeeland
bij uitstek geschikt is voor bepaalde
perenrassen, zoals de conference. De
Zeeuwse aanplanten hebben een gemid
deld jonge leeftijd. Het valt alleen te
den, verzorgden de besturen van polders
en waterschappen dat onderhoud daar
na zelf. Met het feitelijke onderhoud
werden soms aannemers belast, maar
meestal gebeurde het door personeel,
in dienst van de polders en waterschap
pen. Hun besturen moesten dus over
inkomsten beschikken om het onderhoud
te kunnen financieren. Daartoe waren
ze gemachtigd belastingen te heffen van
de grondeigenaren binnen het betref
fende gebied.
Door de jaren heen zijn er in Zeeland
een aantal polders geweest, die niet in
staat waren de volledige kosten voor
hun zeeweringen zelf te dragen. Omdat
hun behoud in het algemeen belang
gewenst werd geacht, werden ze van
overheidswege financieel gesteund.
In 1870 kwam een nieuwe wet op deze
zogenaamde calamiteuze polders tot
stand, waarbij een strenge controle op
de uitgaven en een afzonderlijk beheer
voor elke calamiteuze polder werd voor
geschreven. Voorts bepaalt deze wet dat,
zodra de uitgaven hoger zijn dan door
de polder en zijn naaste achterburen
naar vaste regels dient te worden bij
gedragen, de meerkosten voor 2/3 door
het rijk en voor 1/3 door de provincie
betaald zullen worden.
Uiteraard werd de taak van het pro
vinciaal bestuur door deze maatregelen
aanzienlijk verzwaard waaruit de be
hoefte ontstond aan een eigen dienst
die bijstand, voorlichting en advies kon
geven, in het bijzonder op technisch
gebied. Als zodanig werd in 1871 de
provinciale waterstaat in het leven ge
roepen.
(Wordt vervolgd)
hopen, dat het bakterie-vuur wordt uit
geroeid.
Er moeten ook zoetwater-problemen
worden opgelost voor land- en tuin
bouw. De kans is echter groot, dat de
Grevelingen zout blijft. Officieel is die
beslissing nog niet gevallen. Maar de
argumenten voor een gezonde zoute Gre
velingen zijn bijzonder sterk.
De voorstanders in de landbouw voor
een zoete Grevelingen maken weinig
kans. Visserij-, recreatie- en milieu
deskundigen hebben hun argumenten
stevig geformuleerd op tafel liggen. En
daarbij speelt ook het wonder van de
Zeeuwse oesters op de Grevelingen een
rol. Deze winterharde oesters kunnen
de Oosterschelde-teelt redden.
Zodra de besmetting op de Ooster-
schelde is uitgewoed, komt er een her
bevolking van de Oosterschelde met
deze oesters, die al bij tientallen mil
joenen in voorraad liggen.
Terïiggang appel- en perenareaal In Nederland en Zeeland
sinds 1952 (1952 100)
Index appelareaal
Index perenareaal
■f
Nederland
Zeeland
Nederland
Zealand
1952
100
100
100
100
1967
86
108
77
73
1962
81
94
75
101
1967
75
91
70
130
1972
53
86
53
114
1977
46
83
44
106
198t
38
75
39
102
1952 Zeeland
6,2% van het Nederlandse areaal
1952 Zonland 10,1'
/o van het
1961 Zeeland 16,1% van het Nederlandse areaal.
landelijk areaal
4"
1981 Zeeland 26,4% van het
landelijk areaal.
Tekst: Cor van Heugten.
20