ZEEUWEN IN BRAZILIË 3
Mensen in Holanda
Het is toch wel een vreemde gewaar
wording middenin een tropisch land, na
een reis waarop alleen Frans, Duits,
Engels en Portugees wordt gehoord, on
vervalste Zeeuws-Vlaamse woorden te
horen als rik (rug), puut (kikker), boele
(eend), wudder (wij), t'öpe (bijeen), vèn-
ters (mannen), wüüf (vrouw).
Ze hebben er plezier in die te ge
bruiken en vragen het Hollandse woord
voor dropje. Ik had een kilo van die
lekkernij meegebracht, voor hen overi
gens volledig onbekend. Gelukkig weet
ik, dat ze in Biervliet en omgeving
'drukje' zeggen. Trots bood de jonge
Bram Lauret de omstanders een
„drukje" aan.
Bram Lauret weet zich niet veel meer
van vroeger te herinneren. Sinterklaas
is hem onbekend. Wel weet hij nog van
uit zijn jeugd, dat de kinderen met
Nieuwjaar langs de huizen trokken en
overal een traktatie ontvingen. „Het is
allemaal weg," had Ko Jansen al ver
zucht.
Zowel Ko Jansen, als Bram Heule en
Suzanne Lauret hebben nog pioniers ge
kend die indertijd uit Zeeuws-Vlaan
deren wegtrokken. „De ouwe Bram Lau
ret vertelde altijd dat hij in Holland
koewachter was geweest en niet veel
verdiende." Blijkens een naamlijst, sa
mengesteld door wijlen dr. De Hullu is
Bram Lauret op 12-jarige leeftijd in
1860 met zijn vader, moeder, broers en
zussen uit Retranchement vertrokken.
Bram Heule, die zijn gesprekken door-
kruidt met zegswijzen als „mooie lelijken
moeten er ook zijn," weet nog van vader
op zoon overgeleverde anekdoten uit de
begintijd van de immigratie te vertellen.
Zo waren er kolonisten die na een ak
ker te hebben gemaakt van oerwoud
niet wisten hoe de maniok (belangrijk
voedselbestanddeel) te planten. „Ze sta
ken ze precies ondersteboven in de
grond," vertelt hij grinnikend. „De
zwarten (weggelopen negerslaven), die
daar bij waren, hebben het ze geleerd."
Er worden harde, lange dagen ge
maakt in Holanda. Iedere morgen rond
half vijf staat men op. Nadat een pot
met bonen op het houtvuur is gezet,
trekt men naar het land. Rond half tien
Florentina Heule in haar „keuken". In een soort geul wordt
hout aangestoken en voedsel kan worden gekookt.
Florentina Heule poseert met haar gezin voor hun huisje
in Holanda.
Tekst: Rein van der Helm.
Foto's: De Stem.
HOLANDA (Brazilië) „As vaoder en
moeder me noe zag'n zitt'n, zouen ze
'ard bleten."
Met een mistroostig gezicht en een
traan in elk oog keek de zeer bejaarde
(ruim 80) Jakob (Ko) Jansen rond in
zijn armoedige hut bovenop een heuvel
top in Holanda. Twee kamertjes van
zo'n twee bij twee meter vormden zijn
woonruimte.
De meeste tijd vulde hij met het mij
meren bij wat schamele restanten van
het verleden. Restanten, die hij in twee
kisten als kostbare relikwieën bewaarde
Daar waren bij twee almanakken, ge
drukt in Nederland rond 1893 1894.
Zij vormden in de jonge jaren van
Ko Jansen de onmisbare attributen bij
zijn zelfstudie.
Ko Jansen is niet meer. Zijn reli
kwieën zijn verdwenen, buurman Flo-
riano Heule (evenals Ko Jansen een na
komeling van West-Zeeuws-Vlaamse
immigranten die in de jaren 1858
1862 naar Brazilië trokken) weet niet
waar ze gebleven zijn.
De oude Jansen was er trots op, dat
hij lezen kon. „Heb ik mijzelf geleerd,"
zegt hij. „Duits en Engels kon ik ook
lezen. Als ik een woord niet kende, zocht
ik in het Hollands of het Portugees op
wat het betekende."
Het duurde even voor hij mij toen
vertrouwde, maar uiteindelijk ging één
van de kisten open. In fijn papier ge
wikkeld zijn trouwakte en een paar
kunstbloemen. „Die bloemen droeg mijn
vrouw op onze trouwdag," zei hij in
goed verstaanbaar Zeeuws-Vlaams.
„Een paar van die bloemen zijn met
haar begraven, een paar heb ik er be
waard."
Even later haalde hij restanten van
brieven boven, brieven geschreven in
de Verenigde Staten en een bewijs dat
van de Braziliaanse immigranten er in
dertijd „door-emigreerden" naar Noord-
Amerika.
Tijdschriften maakten ook deel uit
van zijn schat. Opmerkelijk genoeg zat
daar een exemplaar bij van een op 1 mei
1935 verschenen aflevering van het Ad
vertentieblad voor West-Zeeuws-Vlaan-
deren. Een bewijs, dat tot kort voor de
Tweede Wereldoorlog er nog een soort
kontakt was tussen Brazilië en West-
Zeeuws-Vlaanderen.
Ko Jansen had weinig vrede met zijn
bestaan. „Ik ben oud en altijd krank.
Heb altijd pijn in mijn hoofd en mijn
benen willen ook niet meer. Ik was
vroeger sterk, maar nu kan ik niet meer
gaan." Ko is eigenlijk de verpersoon
lijking van het dorpje Holanda. In de
begintijd alles prima, daarna verval en
armoe.
„Het is jammer, dat de Hollandse taal
bijna is verdwenen," merkte hij op „Het
is niet goed als kinderen de tong van
hun ouders niet meer spreken. Mijn
vader heeft altijd gezegd: er komt nog
eens een tijd dat hier Hollanders komen.
En zie: daar ben jij dan."
Evenals Ko Jansen betreuren ook de
ruim 70-jarige Bram Heule en Suzanna
Lauret het, dat bijna geen „Hollands"
meer gesproken wordt. Trots wees Heule
op het kerkje van Holanda. „Dat heb ik,
samen met een Portugees in 1929 ge
bouwd."
30