OEKE
mast (bezaansmast) een driehoekig la-
tij nzeil.
De hulk deed in de tijd van de Tach
tigjarige oorlog dienst als zwaarbewa
pend oorlogsschip. In deze gewesten
speelde de hulk een rol bij de belegering
van Zierikzee in 1576, waarbij admiraal
Boisot sneuvelde. Bij deze belegering
werden hulken door de Hollanders in
gezet.
Een ander nieuw scheepstype was de
Kraak. Hoewel de kraak in geschreven
bronnen slechts sporadisch met betrek
king tot de Lage Landen wordt ge
noemd, verdient het schip het vermeld
te worden in dit artikel. Al was het
alleen maar vanwege zijn fraaie uiter
lijk. Het schip stamt van origine uit het
zuiden. In Engeland kwam de kraak
meer voor dan aan de oostzijde van
de Noordzee. Wellicht vindt dit zijn oor
zaak in het feit, dat Engeland over meer
havens beschikte waar diepstekende
schepen konden havenen, welk soort
havens in deze kontreien in die tijd
minder voorkwam.
Toch waren er wel kraken die hun
thuishaven in deze gewesten hadden,
zoals de kraak van Hendrik van Bor-
selen die Veere als thuishaven had. In
1449 voer Maria van Gelder met dit
schip van Veere naar Edinburgh om er
te trouwen. Voor het vervoer van deze
dame van allure zal de keuze zeker niet
op een onzeewaardig schip zijn gevallen.
De kraak kon, mede dankzij de forse
afmetingen (kraken van 600 ton waren
niet ongewoon; er schijnen zelfs kraken
van 1000 ton te hebben bestaan) veel
wind en golfslag verduren. De kraak
was getuigd als de hulk, dat wil zeggen
met 3 masten met razeilen en latijnzeil.
Even exotisch, nee, waarschijnlijk nog
veel exotischer moet de verschijning van
de Galei in deze streken zijn geweest.
Een schip waarmee zowel geroeid als
gezeild kon worden. Een enkele had zelfs
in het Zeeuwse haar thuishaven.
In 1436 liet Philips de Goede een galei
bouwen in Sluis, toentertijd een bloei
ende havenstad. Deze galei zou zijn in
gezet om de Vlaamse kust tegen de En
gelsen te verdedigen. De lange, slanke
galei zal er met haar driehoekige zeilen
tussen de veel minder elegante koggen,
kraken, hulken, kraaiers, buizen en wat
voor schepen al niet, hebben uitgezien
als een verdwaalde exotische vogel tus
sen mussen en kraaien. Het in Sluis
gebouwde schip was niet de enige galei
die in deze streken rondvoer. Koop
lieden uit de Levant kwamen vaak per
galei naar de Lage Landen om er han
del te drijven.
Het zou in dit bestek te ver voeren
om alle scheepstypen uit de tijd van
Willem Beukelsz en de tijd die daaraan
vooraf ging ten tonele te voeren. Slechts
de meest belangrijke zijn hier in het kort
belicht. Wie meer wil weten over sche
pen en scheepvaart ten tijde van de
Middeleeuwen, zij verwezen naar de
hieronder vermelde literatuur.
Hopelijk is uit het bovenstaande dui
delijk geworden, dat ook in tijden die ver
achter ons liggen varen belangrijk was.
Belangrijk voor de voedselvoorziening,
voor het drijven van handel en ook
toen al voor de noodzakelijke ver
dediging van lijf, goed en grondgebied.
Varen was en is een noodzaak.
In de tijd van Willem Beukelsz werd
dat door de Hanze-aten al onderkend.
Boven de ingang van het huis van het
schippersgilde in de oude Hazestad Bre
men staat als spreuk een uitspraak van
de Romein Pompejus: „Navigare necesse
est; vivere non est necesse!" Of: „Het
is niet nodig om te leven, wel om te
varen!" Een leuze, die de bewoners van
de Lage Landen uit het hart gegrepen
moet zijn. De eminente historicus Gerlof
Verwey heeft het in zijn studie „Op zoek
naar het wezenlijke in de Nederlandse
geschiedenis" over „de watergebonden
geestesgesteldheid" van de bewoners
van onze gewesten; voorwaar een rake
typering!
Voor wie meer wil weten:
„Maritieme geschiedenis der Neder
landen", deel 1, Bussum 1976 (diverse
auteurs).
„Westeuropese scheepvaart in de
Middeleeuwen", Bussum 1974 (Dr. G.
Asaert).
„Het schip", Hoofddorp 1972 (Björn
Landstrom).
„Van Hunebed tot Hanzestad", Baarn
1973 (J. de Rek).
„Zeilend door de eeuwen", Amster
dam z.j. (Sam Svensson/Gordon Macfie).
„Scheepsarcheologie", Naarden 1974
(G. D. van der Heide).
Tekst: Kousemaker.
Fred Jilleba: „Het Oude Zeeuwse Woon
huis" 64 blz. Iïlustr. (Walburg Pers,
Zutphen) 24,
Degenen, die blij waren met eerder
minitieus nauwkeurig werk van Jilleba
(Middelburgse Woonhuizen) zullen blij
zijn, dat de auteur in deze nieuwe pu-
blikatie de horizon aanmerkelijk heeft
verruimd en zijn blik laat rondgaan
door de hele provincie Zeeland.
Niets dan lof voor deze rijk geïllu
streerde uitgave op prima papier die
de (plm. 70) goede foto's geheel tot hun
recht doen komen. De „gewone" lezer
moet wel een beetje kennis hebben van
de gebruikte vaktermen.
Plet boekje is geschreven met veel
liefde voor en veel kennis van de ma
terie. De lezer vindt er ook een goede
twintig tekeningen in (klein, maar dui
delijk) van konstrukties en plattegron
den.
Kraak.
14