Het dichten van het dijkgat bij Veere. Het ligt voor de hand dat vooral door de bewoners van de kustgebieden werd aangedrongen op meer betrouwbare en veiliger waterkeringen. De regering han delde snel en diende een ontwerp delta wet in. dat op 5 november 1957 met grote meerderheid van stemmen door de Tweede Kamer werd aangenomen. De Eerste Kamer deed dat op 7 mei 1958. De Deltawet was een feit en de strijd tegen het water ontbrandde in alle hevigheid. Wat er sindsdien op dat gebied tot stand is gebracht behoeft geen nader betoog. Iedereen kan het met eigen ogen aanschouwen. Momen teel wordt in de mond van de Ooster- schelde de beslissende strijd gestreden. Wie dat gevecht gaat winnen, zal alleen de tijd ons leren. In 1953 werd bij het dijkherstel op Goeree-Overflakkee een in de water bouw vrij onbekend materiaal toegepast, nl. asfalt. Men zag zich daar voor de taak gesteld een lengte van 23 km nieuwe dijk aan te leggen binnen een tijdsbestek van ruim vijf maanden. Eer der was met asfalt in de waterbouw al enige ervaring opgedaan in Den Helder, Harlingen en Makkum. De bekleding werd in twee lagen op het zandlichaam aangebracht, nl. een eerste laag van zandasfalt en vervolgens een laag asfalt beton, met een kleeflaag tussen beide mengsels. Naderhand heeft men ook de afsluit- dammen door het Veersegat en het Brouwershavensegat van een asfaltbe- kleding voorzien. Als voegvulling voor natuursteenbekledingen bleek ook giet- asfalt goed te voldoen. Nogmaals de poldersamenvoeging. De rampzalige gebeurtenissen van 1 februari 1953 hebben de stoot gegeven tot de centralisatie van het dijkbeheer in Zeeland door middel van een algehele poldersamenvoeging eilandsgewijs. Zo werden met ingang van 1 januari 1959 alle polders op Zuid-Beveland samen gevoegd. Dat gebeurde toen eveneens met de polders op Noord-Beveland, Schouwen-Duiveland en Tholen. In 1965 werd Walcheren één waterschap en ont- bij Ouwerkerk. de omvang met het uur groter bleek te zijn. In het gehele zuidwestelijke deltagebied liep ruwweg 200.000 ha land onder water en werd 500 km zeewering vernield of beschadigd. Maar het ergste was het verlies van 1835 medeburgers. In een nooduitgave van de Provinciale Zeeuwse Courant van 2 februari 1953 trof me het volgende bericht. „In de afgelopen nacht is in Yerseke een vlot aangespoeld, waarop zich drie mensen bevonden, afkomstig uit Schouwen-Dui veland. Ze deelden mede, dat vier an deren van het vlot waren geslagen en verdronken. De mensen op het vlot wa ren afkomstig uit Ouwerkerk. Eén van hen bevindt zich in ernstige toestand." In sobere bewoordingen schildert dit bericht ons één der vele tragedies, die zich in de rampnacht hebben afgespeeld. Onwillekeurig dringt zich dertig jaar later de vraag nog aan ons op, hoe het mogelijk was dat die stormvloed zulke ernstige gevolgen had. Het Polytech nisch tijdschrift van 14 augustus 1954 gaf daarop het volgende antwoord. De kruinen van de bezweken dijken waren te laag en de hellingen van de binnen- belopen waren te steil. De tot de kruin oplopende golven werden door de orkaan gegrepen en over de dijken gesmakt, waar deze watermassa's ontgrondingen veroorzaakten aan de belopen. De meeste beschadigingen en door braken zijn aan de binnenzijde van de dijken ontstaan. De buitenbelopen wer den over het algemeen veel minder be schadigd, terwijl de steenglooiïngen behalve op de plaatsen waar stroom- geulen werden gevormd vrijwel geen schade hebben geleden. Andere oorza ken waardoor dijken bezweken, waren het verweken van dijklichamen met te laag gelegen buitenbermen. Doordat het water er zo lang tegenaan stond, drong het in de dijken waardoor afschuivingen ontstonden. Ook een aantal betonmuren, aangebracht op de kruinen van dijken, voldeed niet aan de gestelde verwach tingen. Tenslotte wil ik nog wijzen op het feit, dat ook havens zwakke schakels in de zeewering bleken te zijn. Gemet selde doorgangen of coupures die toe gang tot de havens verleenden en door middel van schotbalken afgesloten kon den worden, bleken niet of nauwelijks in staat het water te keren. Naast deze konstruktieve onvolkomen heden liet van een aantal dijken ook de onderhoudstoestand te wensen over. Dat euvel deed zich vooral voor bij kleine waterkerende polders. Het ont breken van de nodige technische kennis en voldoende geldmiddelen wordt als de voornaamste oorzaken gezien. Van alle Zeeuwse eilanden bleek Schouwen-Duiveland het zwaarst te zijn getroffen. Gelukkig liet het herstel niet lang op zich wachten. In een geweldig tempo werden de gaten gedicht en de beschadigde dijkgedeelten hersteld en in een bevredigende waterkerende staat teruggebracht. Op vrijdagnacht 6 november 1953 werd onder ademloze spanning en in het bij zijn van H. M. Koningin Wilhelmina, het laatste dijkgat bij Ouwerkerk ge sloten. Aan de radio gekluisterd luis terde vrijwel het gehele Nederlandse volk naar een direkt verslag van de gebeurtenissen. De dijikdichting 24

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 24