OP DE WIELEN VIA DE A 58... Door: J. Kousemaker. Het was helemaal al een ellendige dag geweest. Goed negen uur belde Dien op uit Arnhem: „Ko, het gaat vreselijk slecht met Jaap. Hij ligt in het zieken huis. Hij heeft naar jullie gevraagd. Zou je asjeblieft willen komen?" „Maar natuurlijk, Dien. Wat is er aan de hand?" „Het zal wel kanker zijn. Hij is ge opereerd. In zijn keel. Gisteravond heb ik al een paar keer geprobeerd je te pakken te krijgen, maar jullie waren om half één nog niet thuis." (Huilen). „Ko, ze hebben bij Jaap het strotten hoofd weggenomen. Hij kan nooit meer spreken." (Snikken). „Nooit meer! Ik zal zijn stem nooit meer horen. Hij schrijft wel eens wat op. Hij vroeg of jullie wilden komen.Een lange pauze met veel schreien en snuiten. Die doorbrak ik door te zeggen: „Dien, ik heb op het ogenblik geen auto. Ca- rolien is er mee naar de kapper. Zodra ze terug is, komen we naar je toe. Heeft Jaap veel pijn?" „De pijn gaat nogal. Maar ik zal hem moeten missen, Ko. En zijn stem zal ik nooit meer horen. Nooit meer," ver zekerde ze nog eens. „Het is allemaal zo verschrikkelijk gauw gegaan, Ko. Onze Jan is met het vliegtuig onderweg uit Ottawa. Heino is er al. En Jaap schreef: 'KO EN CARO- LIEN'. En daarom heb ik gisteravond aldoor geprobeerd je te bereiken. Ik moet nu naar 't ziekenhuis Waarna ik hoorde dat zij de hoorn in het gewei had laten vallen. „Hoor's Dien. Dien, luister's. Geen verbinding meer. Ik sloeg haar nummer op en draaide het. Geen ge hoor: tien, twaalf keer ging de telefoon over zonder respons. Nog eens gepro beerd, 't ging niet. Dien was vast al weg. In welk ziekenhuis zou Jaap lig gen? En waar stond dat? Bij de Arnhemse politie geïnformeerd of ze konden natrekken in welk zieken huis Jaap was opgenomen en waar dat ergens te vinden was. Want Arnhem is vrij groot. Ze hebben dat keurig en snel gedaan! Alle lof! Binnen een half uur had ik een brigadier aan de telefoon, die me uitnemend inlichtte. Zodra we konden, zouden Carolien en ik wegrijden richting Arnhem: via Gorkum en door de Betuwe. Snel een hap gegeten. Snel een vluch tige blik op de benzinemeter: tanken hoefde niet. Er was ruimschoots genoeg voor heen en terug. Snel Middelburg uit, snel naar Arnhem. In zo'n situatie heb je elkaar niet zo veel te vertellen onderweg. Maar er is wel alle gelegen heid om je gedachten zich te laten ver menigvuldigen. Die gaan dan in kringen en wijdere kringen om één persoon: Jaap. Waarop de kringen kleiner en kleiner worden tot er slechts een cen trum overblijft: Jaap! Nu is Jaap er nog. Nog wel. Straks zal Jaap er niet meer zijn. Wat is vriendschap een vreemd iets, terwijl vriend toch zo'n gewoon woord is. Maar vriendschap is een zeldzame zaak! Vrienden? Och, die wil iedereen wel hebben. Maar wie wil er een zijn? Misschien was dat in Jaap's geval het duidelijkst gebleken, toen we met ons hele gezinnetje (en maar erg weinig geld) in onze eerste tweedehands auto met een kapotte krukas gestrand waren op de Promenade des Anglais in Nice, waar het Jaap was geweest, die hoe wel hij het toen ook niet bovenmatig breed had ons uit de prut kwam halen. Het duidelijkst gebleken, maar geble ken was het al zo vaak. Sedert we, bijna letterlijk, over elkaar kwamen te vallen in 1943 op het perron van Hol landse Spoor in Den Haag. Waar ik, uiterlijk kalm en bedaard, op een per- ronbank zat te kijken naar de figuur van Henk Damman, die als een reus boven alle reizigers uittorende, staande tussen twee „Grünen." Henk geboeid, wat ik maar net op het nippertje gezien had, omdat Henk me zag naderen en schijnbaar achteloos een kwart slag draaide, zodat ik kon zien dat hij ge boeid was Maar daar kwam Jaap aan over het perron. Geestdriftig afstormend op Henk Damman, die hij vanuit de verte al ge zien had. De enige manier om hem in zijn enthousiasme te remmen, was mijn been uitsteken en hem te laten strui kelen. Was Jaap niet ten val gekomen, hij had zichzelf ongetwijfeld, in zijn voortvarendheid, verraden aan onze vijand door zich bloot te geven als vriend van Henk. De reusachtige leider van de K.P. de onverschrokken knok ploeg die nu gevankelijk werd weg gevoerd. En die we nadien nimmer meer gezien hebben. „Jij," zei Jaap bij herhaling in vol gende jaren, „Jij, Ko, hebt me het leven gered." (En toen er jaren later weer wat ademruimte kwam voor hu mor, kon hij er schamperend aan toe voegen: „met één van je befaamde rot streken!") We hebben die ellendige dag wat af gereden! Veel meer dan nodig of goed was. Arnhem - Zuid had er 'n keer op een verkeersbord gestaan en denkend aan Jaap, aan het verleden en aan de beklemmende, nabije toekomst met Jaaps gewisse einde, had ik er niet op gelet en was ik de afslag richting Oos terbeek gepasseerd. Want ik was juist bezig, uit mijn memorie, een gedenk waardige schaakpartij op te diepen. Een partij, die ik met Jaap gespeeld had. Eén van de 1247 genoteerde en genum merde partijen die we samen „beleefd" hadden en die opgenomen waren in een rijtje van een stuk of zes, zeven notitie boekjes. Schaken is met dammen wel licht de minst luidruchtige sport, waar van de schoonheid wordt gedragen door harmonie. In teamsporten kan de ka meraadschap groeien. Bij schaken, over zo'n lange, lange periode kiemt en wast de vriendschap in stilte. Zonder enig gerucht. Als het stille bloeien van een bloem. En bij dergelijke gedachten schiet je onverhoeds een verkeersbord voorbij. Wie zich op een snelweg vergist is al gauw een twintig, veertig kilometer mis. Dan maar via Arnhem-Zuid. Dat was dus een „brug te ver": de beruchte brug bij ArnhemTegenwoordig liggen er zelfs twee bruggen. Maar ik was wel mooi de route kwijt, die de brigadier zo duidelijk had opgegeven. In zulke situaties is Carolien gewel dig. Terwijl ik mezelf danig zit uit te kafferen (en dat doe over haar hoofd, hoe onredelijk dat ook is!), houdt ze zich meesterlijk: ze zwijgt! Arnhem ken ik feitelijk niet. Ja, een paar hoofdverbindingen: Musis Sacrum, de Bok, de Velperweg. Maar waar dat ziekenhuis ergens te vinden was Wist ik veel? Op dat moment herin nerde ik me alleen, dat de brigadier ook had gezegd: „richting Zwolle". En daar stond ineens 'Zwolle'!Spoedig bleek, dat het volgen van die impuls een domme zaak was; wéér een kilometer of vijftien mis. Pas bij Arnhem-Hoog kon ik op de tegenliggende rijbaan komen. Die vele extra kilometerswe heb ben het geweten! Er kwamen trouwens nóg vele extra kilometers bij. In het ziekenhuis (laat me u veel mo gen besparen) gaf Dien me haar sleutel van de flat in Heelsum, waar ik daar en daar in die en die kast op een plank zus en zo, wel voor Jaap een schone pyjama zou willen halen. Wat ik na- 29

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 29