Willem Beukelsz van Biervliet (*J*1397) Kom 's uit de schaduw Vage Zeeuwse Schippersfiguur uit de Middeleeuwen Tekst: J. Kousemaker. Is het niet een netelige zaak, te schrijven over een man waarvan wordt gezegd dat hij niet eens in Biervliet leefde, zelfs beweerd wordt dat hij helemaal niet bestaan heeft. Maar dat het om zijn broer gaat of wat ook geschiedt wiens roem niet hoog genoeg kan worden geprezen, omdat hij de grondvester geweest zou zijn van onze nationale handels vaart. Terwijl ook in twijfel wordt getrokken of hij wel echt de bedenker (zo u wilt: de „uitvinder") van het haringkaken is geweest? Terwijl in één adem wordt beweerd, dat niet hij, maar ook zijn broer Gilles in de (verdwenen) vissersplaats Hugevliet ook wel Hughevlite woonde. Ja, iets op papier zetten omtrent een man waaromtrent zo weinig bekend is en die zo omstreden is, is een vrij netelige zaak. Maar Biervliet, het 800-jarige Bier vliet (een eeuw ouder dan Amsterdam) acht hem de grootste Biervlieter die er geweest is en eert hem met een stenen monument (1958) door Philip ten Kloos ter gemaakt. En meer nog en veel langer al, door een glas-in-lood raam (1649) dat te zien is in de Ned. Herv. Kerk en dat door C. van Barlaer, een Middel burgse glazenier werd vervaardigd. Achthonderd jaar Biervliet? Jawel! In 1183 verleende graaf Filips van den Elzas (11591191) aan, wat hij noemt burgenses meos de Biervliet vrijheid van tolheffing en hanzarecht. Daarmee was Biervliet op slag een plaats van betekenis geworden en als zodanig er kend. Maar strikt genomen is Biervliet natuurlijk ouder. Gelegen aan de zuid oever van de Honte, samen met het eerder genoemde verdwenen Hugevliet, was het lang voor de „erkenning" al een havenplaats van betekenis in de Bour gondische zeeprovincies. Een evenknie van zulke belangrijke vissersplaatsen als Kales (Calais), Nieuwpoort, Grevelinge, Duinkerke, Boonen (Boulogne sur Mer), Oostende, Sluis, Aardenburg of Damme, die door de aanvoer van tonnen en ton nen vis een uiterst belangrijke rol ver vulden in de leyensmiddelenvoorziening van een omvangrijk achterland. Vergeet niet, dat toen de korensoorten veel, veel minder oogst opleverden dan de huidige gewassen en dat de aardappel nog vol slagen onbekend was. Vis was volksvoedsel. Verse vis, ge zouten vis, zeevis en zoetwatervis (heeft niet Den Haag nog een Riviervismarkt?) alle soorten vis tot walvisspek toe. Maar toch voornamelijk de haring. En die kwam uit aller heren landen en zeeën. Gezouten haring kwam in grote hoe veelheden uit het Zweedse Skaonen, omdat de vissers in deze gewesten niet bij machte waren aan de grote vraag te voldoen. (Ze brachten trouwens ook stokvis mee). Maar, zelfs indien gezou ten, was de vis maar beperkt houdbaar. En geloof dat het een langdurige reis was om in de Baltische Zee de eerder gevangen en aan land behandelde vis naar huis te halen! Gezouten vis? Inderdaad. Reeds ten tijde van Julius Caesar waren er hier te lande zoutketen en werd het zout benut voor het zouten van vis. (De mij laatst bekende naam van Zoutkeet, was die van een nu verdwenen restaurant in Goes). Dat vissen moet zich wel hebben afgespeeld in de kustwateren met vrij onbetrouwbare huikjes. Zoals op te ma ken valt uit de resten van Saksische of Friese boten van na de Volksverhuizing die al wel wat zeewaardiger geweest moeten zijn. In later tijden waren er al kapers op de kust. Letterlijk. De Noormannen. Zo dat Karei de Grote, om stagnatie van een belangrijk volksvoedsel te voorko men, een kustwacht in moest stellen. Vóór het jaar 1000 zal er in West- Europa nog nergens sprake geweest zijn van visserij voor de handel. Maar al vrij spoedig daarna vinden de vissers uit Holland, Zeeland en Vlaanderen afzet mogelijkheden in Engelse havens. En geen wonder. Ze trokken er zelfs op uit tot „Noordland" (de Schotse oostkust) om er haring te vangen. En dat heeft wat geharrewar gegeven! Hoog oplopende ruzies, in beslagname van netten en schepen, hoge boetes, verbeurdverklaringen van alles wat op een schip los en vast zat, kapingen, manslag, gevangenisstraffen, klaagbrie ven van vorsten over en weer om juist hun onderzaten door juist die andere waren benadeeld. En ga maar door. Vis serij-konf likten waarvan de huidige maar een flauwe afspiegeling zijn. Zo raakten in 1274 vissers uit Huge vliet (zeg maar Biervliet) in het Nauw van Calais hun hele hebben en houwen kwijt aan Fransen. Zo werden in ok tober 1297 dertien vissersschepen met 143 last haring (dat is 143.000 kg) op bevel van de „bailiff" van Sandwich in het openbaar verkocht. Daarbij aan wezig was Pieter Ternine die in 1299 baljuw van Biervliet was en die het verhaal thuis te boek stelde. Zo weten we dat. Wanneer een vloot zulk een massa vis aanvoert, moet er al met vrij kloeke schepen gevaren zijn, die gemiddeld een vangst van 13.000 kilo aan boord hadden. Wat voor schepen? Mogelijk zal iemand die er echt wat van af weet in de ko lommen van Zeeland Magazine daar over wel eens meer vertellen. Uw schrijver heeft niet veel meer ge vonden dan een afbeelding van een stadszegel van Nieuwpoort waarop een open schip (een „busa" haringbuis) met één mast midscheeps, één ra en een 5

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 5