Kachelplaten
Dien Iengel Saman, mensen, dat
dat was me d'r één! Liegen dat die kon,
daar was geen voorbeeld van. Niet
omdat Iengel z'n eigen er door zou wil
len bevoordelen, of om een ander te be
nadelen, neen, dat beslist niet. Want,
gek genoeg, hij was met al zijn leu
gens, zo eerlijk als goud. Waarom deed
hij dat dan? Och ja, allez, zo maar
om 's liegens willen. Hij kon het, mag
je wel zeggen, niet laten. Als hij gaapte,
dan leugenden ie al....
Dien Iengel Saman, dat was de vent
met de lankste benen van 't hele dorp.
D'r was wel eens, gekscherend, gezegd
dat Iengel benen had tot zijn borst. Wel,
die kwamen hem dan goed te passé,
want hij was bij ons brievenbesteller.
En dat betekende heel wat benenwerk,
in die dagen, want er was nog lang geen
kwestie van dat mannen van de post
een beetje rondtoerden in een rood au
tootje. Er was nog niet eens sprake van
een fiets. Hoewel, Aarjaan Malle-
kote, de jonge smid, die had een fiets.
Maar die was dan ook smid. Zodat hij
zelf de reparaties kon doen.
Nee, alle werk voor Iengel was loop
werk.
Als 's morgens vroeg het postkoetsje
was geweest, begon Iengel subiet met de
post op volgorde te zetten voor de be
stelling en in zijn leren tas te proppen.
Hij deed dat op het kantoortje van Piet
de Post die zelf ook een deel van het
dorp moest bestellen. Maar de wijde
omtrek, die was voor Iengel. En geloof
maar vrij dat zo'n Zeeuws dorp met de
omliggende polders een behoorlijke op
pervlakte heeft.En dan hadden veel
van de boeren dat spreekt vanzelf
een abonnement op de Plattelandsbode
die eens in de week kwam; of op de
Goese Krante die drie keer per week
uitkwam of anders op de Zeeuw die
ook drie keer per week verscheen.
Misschien heb je er nooit zo op gelet,
maar een oprijlaan, zeg maar de dreve,
naar zo'n boerenhoeve was soms be
hoorlijk lang. Die moest Iengel dan ook
twee keer afleggen. Want er was geen
sprake van dat er bij den hekkendam
een groen plastic kastje hing waarin hij
de post kon steken.
Die postbodeniet alleen had hij
erg lange benen, maar zijn bovenlijf
was navenant zodat het niemand ver
wonderen zal dat, omdat hij zo'n lange
kaerel was, „Iengeltje" werd genoemd.
Hij was trouwens ook wel eens uitge
scholden voor „Den Langen".
Als het wat lekker, windstil weertje
was, deed hij onderweg het bandje van
de krant en dan liep hij erin te lezen.
Je moet rekenen, op de polderwegen
was toch geen verkeer van enige bete
kenis zodat hij er zelden of nooit een
sterveling tegenkwam. En dan was zo'n
krant nog eens een verzetje. Hij vouwde
hem wel secuur dubbel en nog eens
dubbel en bracht de tekst voor de ogen
die onder bossige wenkbrauwen schuil
gingen. Hij had een lang model gezicht.
Zo lang gerekt dat hij enige gelijkenis
vertoonde met een paardekop en die
overeenkomst werd nog danig versterkt
wanneer hij zijn paardetanden bloot
lachte. Want hij beschikte over een for
midabel stel tanden. Ook was hij door
de talloze uren in de buitenlucht, bloot
gesteld aan zon en wind en regen, tanig
en gelooid.
Ja, die kranten waren interessant.
Hoewel, briefkaarten.... dat was
andere kost!
Die kwamen in de eerste plaats. Die
had hij al een paar keer op zijn route
doorgenomen. Brieven niet. Dat spreekt.
Want hem was geleerd dat er een brief
geheim bestond. Zodoende! Maar brief
kaarten mocht je zo vaak lezen als je
wilde. En dat deed hij dan ook. Wan
neer er aanleiding toe was riep hij al
bij de deur: „POST! Kommende weke
krieg je verzite!"
Daar kwam dan Iengelte-mekker op
een voormiddag bij Janus op 't Hof aan
de Westenweg. Die boerderij heette de
Panhoeve. Omdat de voordeur, van
zelf alleen gebruikt wordt bij begra
fenissen en bruiloften, ging hij lanks
het huis naar de achterdeure. Dat
spreekt.
Op de banke zat, in 'tzunnetje, de
Vrouwe uien te schellen.
En tranen dat haar ogen deden....
vreed!
Ze had een neusdoek naast zich liggen
om den overvloed te stelpen.
Ok 'n goeien morgen, zei De Lan
gen. Mae, Vrouwe toch! Wat zit je toch
te schreeuwen. Ik zie wel dat je d'r
ok glad niet tegen kunt om juun te
schellen. Waarom doe je daar toch niks
an?
Wat zou je d'ran kunnen doen?
vroeg de Vrouwe, die Machelien Lokerse
van d'r eigen heetten.
Weet je dat dan niet?, informeerde
Iengeltje. 't Stoeng toch in de krante,
onderlest! Of leze julder soms de
Zeeuw? (En dat wist hij natuurlijk dek
sels goed).
Maar in de Goese Krante, daar stond
dat verhaal in van de Duitse professor.
Dat weet je dus niet? Kiek, Vrouwe, zo'n
juun, mag je wel zeggen, zo'n juun heeft
de dampen in. En as jie mie je putevilder
die pellen losmaakt, dan maak je vanzelf
ook die dampen los. Want uit die juun,
daaruit komen die gassen. Dat kun je
ruke, maar dat merkt niet allenig je
neuze, dat merken je ogen ok. En je'n
ogen dat zie je zelf, die kunnen
dae niet tegen. Die gaan zich, zeg maar,
verzetten en dat doen ze mie tranen. Zo
zit dat. Maar nu die ontdekking van die
Duitse professor. Die is (mag ik even
nest je komme zitte op de banke?) die
gassen gaan onderzoeken en die per-
beerden om een tegen-middel te vinden.
Om ze te nautraliseren, zo gezeid. En
dat tegen-middel dat heeft hij gevon
den. Want zoals onze ogen niet tegen die
dampen kunne, zo kunnen die dampen
niet tegen kurk....
Kurk? vroeg de vrouw ongelovig.
Net wa'k zei: kurk maakt die
dampen onschadelijk.
En omdat hij er zelf plezier in begon
te krijgen en om de zaak wat duisterder
te maken, voegde hij eraan toe: maar
dan moet ie wel kletsnat zijn.
Mot je die d'r tussen leggen? in
formeerde de vrouwe.
Neen ik!, zei de postbode. Hoe
kom je d'r bie? Neen! Die mot je op je
meszetten! En onderwiele juun schel
len. Want dan trokke die kwaje dampen
d'r ferm in. In die natte kurk.
Ik gae ik een grote kurk zoeke, zei
Machelien. 'kWou dat ik dat eerder ge
weten had! Wou je 'n bakje koffie, Ien
gel?
Neeë, zei de post, 't is wél gepre
senteerd. Maar ik droenk daar net al 'n
bak of wat koffie bie Kees Meulpolder
z'n vrouwe. En ik mot nog vadder. Ik
ga ik m'n padje maar 's inkorten. De
zegen, hoor en 't goeie!, groette Iengeltje.
En pas op 't pad nest 't huus begon'n
te grinneken. Zo maar 'n ander er la
ten inlopen. Daarin had die fantast nou
z'n draai.
Nu had Iengel 'n dochter, Kee, die
pas getrouwd was met Arjaan Malle-
kote die de smidse overgenomen had van
11