schip vrij van de sluismuur ligt en het gevaarte met luid gedruis van schroef- water het kanaal invaart, ligt ook voor mij de weg naar Middelburg vrij. Een zuchtje wind wordt benut. De zeilen worden bijgezet en de buiten boordmotor wordt het zwijgen opgelegd. Stilte, op het kabbelend boegwater na; rust en vrede in een sfeer van stervend daglicht, een sfeer van vrede met jezelf en de rest van de wereld, de sfeer waar in je het als vanzelfsprekend eens bent met het motief van het slotkoor van Van Beethoven's negende symfonie. Die ge moedstoestand van volkomen tevreden heid wordt enigszins teniet gedaan wan neer ik bedenk hoeveel honderden men sen ruim een eeuw geleden hebben ge zwoegd voor wie weet wat karig loon bij de verruiming van vier kilometer van het bestaande kanaal en de aanleg Arnemuiden, eens de stad die als ha venstad Middelburg naar de kroon stak. En met succes! Dank zij de verzanding van de oude Arne, de oorspronkelijke toegang tot de haven van Middelburg en Arnemuiden. Vooral het gedeelte tus sen Arnemuiden en Middelburg was al vroeg verzand. Arnemuiden kon nog lange tijd via de Arne en de Welsinge worden bereikt. Begrijpelijk dat dat scheve ogen gaf in Middelburg. Zeelands hoofdstad kocht daarom maar de heer lijkheidsrechten van Arnemuiden om bepaalde maatregelen ten nadele van Arnemuiden te kunnen invoeren. Van je naaste buur moet je het maar hebben! De ondergeschikte positie van Arne muiden duurde tot 1574, toen deze plaats als beloning voor het feit dat het de zijde van de Prins van Oranje koos, tot stad werd verheven en daardoor los van Mid delburg kwam te staan. Arnemuidens van het nieuwe kanaalgedeelte van Kle- verskerke naar Veere. Foto's uit die tijd van de Vlissingse fotograaf A. L. Preu- ninger laten zien dat er al met locomo bielen en kipkarren op rails wordt ge werkt, maar dat ondanks die mechani sche hulpmiddelen nog grote aantallen mensen nodig zijn om een zo groot kar wei te klaren. Dat ruim een eeuw later het kanaal meer door recreanten dan door hun dagelijks brood verdienende beroepsvaarders zou worden gebruikt, konden degenen die bij de aanleg aan het kanaal waren betrokken (gelukkig!?) niet bevroeden. Het aantal pleziervaar tuigen dat jaarlijks het Kanaal van Walcheren tussen Middelburg en Veere bevaart, loopt blijkens de sluispas- sages bij Veere in de tienduizenden. In 1982 werden er 21.519 pleziervaartui gen geschut. Tien jaar eerder, in 1972 bedroeg dit aantal „slechts" 7.673. Nog tien jaar eerder in 1962 (het eerste jaar na de sluiting van Zandkreek en Veerse Gat) bedroeg dit aantal 2.686. Het kan verkeren, bedenk ik bij het passeren van het Arnekanaal, het drie kilometer lange kanaal dat verbinding geeft met de haven van Arnemuiden. positie als havenstad was in de 14e, 15e en 16e eeuw belangrijker dan die van Middelburg. In Arnemuiden werden zelfs schepen gebouwd en gekalefaat voor schippers-reders uit de Ooostzee- landen, Sanje en Portugal. Een gestadig groeiende zandplaat, het „Arnemuiden- sche Zand" versperde uiteindelijk de toegang tot de rede en de haven. Pogin gen om in 1617 met gebruik van een „diepschip", een soort moddermolen of baggermolen, een nieuwe toegang te cre- eren door doorgraving van de Lemmer plaat, leden schipbreuk. Arnemuiden kon niet meer mee in de vaart der volkeren. De geschiedenis her haalt zich. Heden ten dage dreigt de toegang tot jachthaven „Oranjeplaat" te verzanden. Een afdoende, maar financi eel niet haalbare, oplossing lijkt de door graving van de huidige Lemmerplaat te zijn, waarmee een nieuwe, minder aan de wind geëxposeerde en daardoor minder snel verzandende havenuit gang zou worden geschapen. Het Arnekanaal, zijkanaal van het Kanaal door Walcheren, heeft zelf ook een ruim drie km lang zijkanaal naar de haven van Nieuwland. Voor vele le zers is het wellicht een verrassing te vernemen dat Nieuwland over een ha ven beschikt, een voormalige land'bouw- haven, gesitueerd achter de kleine be graafplaats van die kern. Een beetje rommelige haven is het, dat wel, maar een haventje dat leeft. Enkele als woon schepen gebruikte voormalige bedrijfs- vaartuigen liggen er en een vijftiental pleziervaartuigen, waaronder een mag nifieke Hoogaars en een schitterende (voormalige Engelse?) kotter. Sommige van de schepen liggen te verkommeren; een eerlijk zeemansgraf voor schepen is te prefereren boven het langzaam zien vergaan van een zo levendig object als een schip. Middelburg is al een tijd in zicht. Het vaarseizoen 1983 is nu bijna ten einde. Nu niet sentimenteel worden. Hield ik mezelf en anderen niet voor, dat aan de afwisseling van 's zomers varen en 's winters stilliggen de voorkeur ware te geven boven het zeilen gedurende het gehele jaar? Toch iets van spijt bij het afscheid van het vaarseizoen, dat in de Lage Landen nu eenmaal aan het zomer seizoen is gebonden. Even moet ik denken aan de laatste strofen uit het gedicht „Zomerwende" van Paul Verbruggen: „Wij willen de zomers behouden, de zomers, en een roes in het hart, tot de winter, tot de stille winter begint". Varen maakt de varensgast kennelijk bespiegelend! De zeilen worden gestreken. De bui tenboordmotor wordt gestart; het geluid van de motor is in deze omgeving niet storend, het komt nauwelijks boven het niveau van het verkeersgedruis van de stad uit. Stuurboord-uit vaart de boot langs de Maisbaai en de Punt om af te meren aan de steiger bij de Spijkerbrug, op een steenworp afstand van de ge denknaald die werd opgericht ter gele genheid van de openin^ in 1817 door Koning Willem I van het oude kanaal door Walcheren van Middelburg naar de Oude Middelburgse Haven. Volgend week-end zal de mast worden gestreken en zal de boot winterklaar worden ge maakt om tot het aanbreken van het „betere jaargetijde" te overwinteren in het Prins Hendrikdok. Tijdens het opbergen van de zeilen is inmiddels Elies, de „schipperse", zoals afgesproken, met de auto op de kade gearriveerd om me met de hele scheeps- inventaris naar huis te rijden. Over tien minuten zullen we thuis zijn; dan pas zal mijn thuisvaart geheel zijn volbracht. J. Q. C. C. Becht. Middelburg, najaar 1983. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 17