DORPS De R II DOKTE operatie het geldt voor u, en u zult er plezier aan beleven. We kunnen nu „op stap" in het groene. U vindt er „diepte-V.V.V." informatie te over en veel praktische tips. Heel ons lieve, mooie Nederland (waar we immers meer en meer onze vakanties Over dien singulieren dokter Sleeu- wijk is al eerder geschreven. Er waren toen op Noord- of Zuid-Beveland nog geen ziekenhuizen, zodat de artsen van toen allerhande ingrepen moesten ver richten, die vandaag de dag door een gewone huisarts feitelijk niet meer wor den gedaan. Ze verwijzen je door naar een specialist, een chirurg of een tand arts. Van tandartsen gesproken, er waren in die tijd op de dorpen geen tandartsen. Tandpijn moest je gewoonweg lijden. Wat wilde je? Het was gewoon een ouderdomsverschijnsel. En dat trad al vroeg op, want tandverzorging bestond feitelijk niet. Wie ter wereld bezat er een tandenborstel? Toch zeker niemand! Maatje Tummerse, die diende bij de weduwe Dees, had een middeltje be dacht om haar tanden te poetsen. Want als in de zomer de schoonzoon van vrouw Dees kwam logeren, rookte hij fijne sigaren en Maatje nam als de weerlicht een asbak mee naar haar keu ken om met die fraaie witte as haar tanden te poetsen. Met een doekje van zelfsprekend. Later kreeg ze „de wolf" in haar gebit. Al haar tanden aangetast. En een tand pijn dat ze had Er waren wel enkele huismiddeltjes, zoals een vuurtest met een gloeiende „slof" briket) zo dicht mogelijk tegen je wang houden. Het zou misschien de pijn verminderen. En indien niet een slokje eau de cologne om de zieke kies er mee te spoelen. Maar die sterke alcohol kon de pijn van een blootlig gende zenuw natuurlijk maar kort over treffen door de nog fellere maar ander soortige pijn van het bijtende vocht. En als dat dan allemaal niet wilde helpen, dan kon je er mee naar de dok ter, die ook maar één middel had: trek ken. Want vullingen bestonden nog niet. Zo is dokter Sleeuwijk nog eens knap kwaad geweest op Maatje Tummerse. Zij was van te voren door allerlei gru welverhalen danig van de kook ge gaan doorbrengen?) ligt voor ons open. Doen! Neemt u het in een boekwinkel ter hand en het zal u moeite kosten het niet te kopen. En bovendien: de ge schenken-tijd is op handen. Niet vergeten en veel genoegen. bracht, maar had zich toch voorgeno men flink te zijn en geen krimp te geven Zou er een verdoving aan te pas ge komen zijn? Vermoedelijk niet. Het zal er wel vrijwel eender zijn toegegaan als we Jan Steen zien vertellen op een schilderij waar een kies, getrokken op een kermis, een volksvermaak was. Een behandelstoel bestond natuurlijk ook niet. De patiente kreeg een dood gewone keukenstoel aangeboden; zo één met een zitting van gevlochten mat ten en sporten tussen de poten. En daaraan had Maatje meteen flink hou vast! „Niet meteen beginnen te brullen, voordat je nog wat voelt, hoor Maatje," had dokter Sleeuwijk nog gezegd. „Wees maar flink, het doet natuurlijk wat pijn en er komt ook een beetje bloed en dat is alles. Het is zó gebeurd, 't Gaat er waarachtig niet om om een kind op de wereld te brengen." Ondertussen hield hij een hels-gemene tang een beetje verborgen achter de plooien van zijn witte jas. „Zit je goed? Hoofd achterover en je mond ferm wijd open!" Maatje Tummerse zat goed. Ze zette zich schrap en nam links en rechts een stoelsport kordaat in de houdgreep. Op het moment, dat ze een krakend geluid in haar kaak hoorde en de felle pijn, door goedwillenden haar toegezegd, zou dienen op te treden, kraakte het ook in haar beide handen. Ze hield twee resten van stoelsporten in haar vuisten en de dokter stond met de zieke kies in de tang. Dokter Sleeuwijk is toen wél kwaad geweest. Dat is zeker! Ja, op het platteland waren er, zo rond de eeuwwisseling, maar weinig mogelijkheden voor huisartsen. Weinig, kon, veel kon niet. Opereren kon niet. Hoewel. Er bestaat een verhaal (wie noemt de namen, tijd en plaats?) over een dorpsdokter op Zuid-Beveland, die dan toch maar eens een man opereerde, die ten dode gedoemd was, omdat zijn dunne darm verstopt was door een forse gal steen. En als je je dat voor de geest probeert te halen, zie je toch het beeld van een held op medisch gebied, die zijn zegenrijk werk doet onder de las tigste omstandigheden en er een men senleven mee redt! Dokter Sleeuwijk was geroepen bij de vrouwe van Kees van Iwaarden van de Panhoeve. Zij de enige dochter van de dikke Janus van Strien, Janus Driebil, zogezegd. Ja, dezelfde waarvan u al ge lezen heeft, dat hij de dokter uitmaakte voor afzetter, omdat hij hem een reke ning had geschreven van duizend gulden De vrouwe van Janus Driebil was al een jaar of zes, zeven uit de tijd en Kerlien van Janus van Kees had haar vader bij zich in genomen, terwijl zijn zoon Toon nu op de hoeve boerde. De verhouding van Janus met Toon was maar zo, zo. Maar op zijn dochter was hij gek. Dat was altijd al zo geweest. Op raad van de dokter was Janus Driebil héél wat magerder geworden en nu, naar schatting, een jaar of zes-, zevenenzeventig. Maar hij heette in de volksmond nog steeds Janus Driebil, dat spreekt. Kerlien was onderzocht. En, jawel hoor: borstkanker. Zijzelf, Kees van Iwaarden, Janus van Strien en de dok ter, ze waren er verslagen van. Kan ker. m'n heden, daar is geen kruid voor gewassen. Daar is de dood mee gemoeid. En Kerlien nog maar net vijftig. Wat een kommosie. Dacht je? In de beste kamer van Kerlien en Kees was er geen kommosie. Daar viel een oorverdovend zwijgen, toen de dokter zijn woord gesproken had Kerlien had haar eigen weer aange kleed. Kees van Iwaarden stond op zijn kousevoeten bij het raam, op het zeil. Hij was zo stom als een vis en stond maar naar buiten in de verte te staren, waar geen barst te zien viel. Dikke Janus zat in zijn zorgstoel. Nu met recht een zorgstoel. Zijn gezicht was smartelijk vertrokken met neerhan gende mondhoeken en scherpe lijnen naast zijn neus. Hij schudde zachtjes zijn hoofd, zodat zijn zilveren haren- krans zachtjes meedeed. „Is t'r dan niks aan te doeën, dokter?" vroeg de bezorgde vader. En er stonden twee dikke tranen in zijn blauwe ogen. De dokter zweeg en keek door de schei-gordijnen ook de polder in. Net als Kees, maar ook hij kon er niets ge waar worden. Toen ging hij aan de mahoniehouten tafel zitten met het kloeke drie-potige onderstel en trom melde op het ronde blad dat glom als een spiegel. Maar hij volhardde in zijn zwijgen. „Weet je d'r werkelijk niks an te doeën, dokter, asjeblieft? In Gods naem," zei de verslagen vader. De dokter zweeg. ,,'t Is toch vreed, 't is toch vreed," zei Janus van Strien, „dat ons dat overkomme mot. Eindelijk ging de dokter overeind staan, veel langer was hij dan je zou denken. Hij liet een zucht as een paarde- scheet en omdat hij een aardig mondje Zeeuws kon, zei hij bij deze gelegen heid: „Ja, meinsen, 't is zeker vreed. La et me d'r nog maer is over dienke. Ik wil nog eens met een paar andere dokters spreken." Kerlien zat zachtjes te schreeuwen schreien) en Kees, d'r man, die zo Tekst: Kousemaker. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 19