/ioocjtzjMrvten/ "idrv mkpv Cet>&n/ Zijrv zotvo verboten/ cCa/Cen/ cC& na/C'M&iTcL rtc cryen/ uk/ at ik/ a<Am/^Jcru/ wit zag als een scheuteldoek, kon geen woord door zijn strot krijgen. Langzaam liep de dokter naar het an dere raam om het probleem van een andere kant te bekijken. Toen draaide hij zich om en zei, terwijl hij hen alle maal een hand gaf: „Mensen, ik kom terug. Over een dag of wat." Toen liep hij de beste kamer en het huis uit naar de hekkendam, waar Heine Bak met het koetsje op hem stond te wachten. Heine vouwde de paardedeken op om de dokter naar de volgende pa tient te rijden. De dokter kwam niet naast hem zitten, vertelde Heine later. Hij ging binnenin zitten om er, volgens Heine, te zitten broeden. Drie dagen later was de dokter er weer. Kees werd geroepen. Samen met Janus van Strien gingen ze in de mooie kamer, waar de dokter meteen een stoel pakte. Die dokter Sleeuwijk had een lang gezicht en een prettige oogopslag en erg mooie, slanke handen. Hij was nog geen veertig, maar boven zijn oren, warentig, begon zijn haar al knap te grijzen. Hij had niet eens zijn dokterstasje meege bracht. Toen ze gezeten waren, zei de dokter: „Mensen, ik heb met twee kollega's gesproken, dokter Klein Haneveld en dokter Schilstra. Van naam zullen jullie ze wel kennen. Ze zijn zo'n jaar of tien jonger dan ik. Met jullie goedvinden zullen wij, met ons drieën, de vrouwe opereren." Op de gezichten van de drie daagde de hoop, de troosteres in leed. „Opereren?" vroeg Kees zachtjes. „Kunne julder dat? Zou dat gaeë..?" „Dat za gaeë, want dat kunne me," zei de dokter op z'n Zeeuws. „Ik wille wê," zei Kerlien. En d'r stemme klonk opgeluchter dan de laatste dagen het geval geweest was. „Oe wille julder dat klaerspele?" vroeg de vader, nog bezorgd. „Hier in de bed stee?" „Nee," zei de dokter, „daar heb ik het koetshuis voor nodig. Ik ben de hele hoeve rond geweest." (En dat was waar. Toon Jobsen, een errebeier van Kees, had hem zien rondlopen met zijn horloge in zijn hand). „En dat is de beste plek. Als jullie er mee akkoord gaan, dan moet, Kees, alles, maar dan ook alles wat los en vast zit er uit. Alles, hoor je?" „Jazeker, dokter." „En dan moet alles van onder tot bo ven, de zoldering en de zijkanten en de vloer, alles moet, zo grondig als het maar kan, worden schoongemaakt met emmers vol zeepsop groene zeep). Van links tot rechts, van achter tot voren, van onder tot boven. En door iedere emmer sop moet een scheut spul, dat ik zal brengen. Het stinkt naar teer, naar carbol. En schoon dat het wezen moet, daar is geen voorbeeld van. Scho ner dan hier in de kamer. Je moet pap van de vloer kunnen eten. Begrepen?" „Ja dokter." „Je moet er maar een stel werkvrou wen voor nemen. En als die klaar zijn ook de deuren en de klink, alles! dan mag jij alleen er nog in. Op je blote voeten, die je ook eerst gewassen hebt in een emmer met dat carbol-sop. En je neemt maar een trap of een laddertje mee, óók eerst schoongemaakt, want dan moet je alles, alles in het koetshuis met schone lakens behangen. Beddelakens, als Kerlien er niet genoeg heeft, moeten ze maar geleend worden. Kun je dat voor elkaar krijgen?" „Zonder mankeren, dokter." „Goed, dan hebben we natuurlijk een tafel nodig, een nieuwe. Die zal ik met spoed laten maken door Burcht van 't Veer, de timmerman. Volgens de maten die vereist zijn en die ik zelf opgeef. Ook nieuwe schragen. Alles van nieuw, vers geschaafd hout die óók met dat sop moeten worden behandeld. Eén is er die ze erin mag zetten en opstellen en dat ben jij alleen, Kees. Ik zal strak jes wel aanwijzen, waar ik hem zo on geveer hebben wil. Duidelijk?" „Jazeker, dokter." „Dan is er geen sprake van dat er eens iemand komt kijken, natuurlijk. Als één van ons schrikt en er wordt een verkeerde beweging gemaakt, kan dat fataal zijn. Blijven de guus 's mid dags op 't durp hun boterham opeten? Goed, dan moet alles gereed zijn vol gende week vrijdag om half elf. Ik kom ruim eerder. En nu jij, Kerlien-meisje, je moet niet bang zijn. Zul je niet? Er zal niets mis gaan. Die twee jonge dokters zijn ver draaid knappe jongens. Misschien gek om te zeggen: maar ze willen dat best graag doen. Samen klaren we dit karwei. Omstreeks kwart voor twaalf, denk ik, gaan we opereren, want dan hebben we de zon ruim een uur op onze handen, want de deuren van het koetshuis moe ten wagenwijd open staan en niet kun nen dichtwaaien en geen hoenders of zo in de buurt en geen hond of kat. Heel de boel zet je maar af. Niets, niets mag ons storen! Enne.als jullie nog bidden kunnen. bidt dan dat we die dag volop zon hebben." Heel het dorp sprak erover. Vanzelf! Zoiets was er nou nog nooit vertoond. Een vrouwe een borst afzetten! 't Joe- oengen. Nee maar, dat was toch wat hé En dan al die lakens, m'n heden.... Zóveel bloed zou er toch niet stromen? Eén laken, alla, dat was redelijk, des noods twee. Want er moest natuurlijk wel een kappetaal verband gelegd wor den, dat spreekt. Nou, drie lakens dan. Maar een heel koetshuis ermee behan gen? En de grond en al, als laatste. Nee, daarvan had nou nog nooit iemand ge hoord. Vreed voe de waereld. Dat ze alles met sop en carbol moesten schrobben, vooruit, daar konden ze (vooral de vrouwen) inkomen: lekker schoon en zuiver en kuus en kelf. Dat was naar hun smaak. Maar al die la kens..? Het hele dorp gonsde ervan. Als het nu die goeie, brave, beste, knappe dokter Sleeuwijk niet geweest was, dan had je hem rustig voor gek kunnen verklaren. Maar gek was-ie niet, weet je. Om den blange nie..! Drie dokters verrichtten de operatie en wel in het koetshuis. Wat dacht je? Met stralende zonneschijn, dat wel. En te midden van al die witte lakens had den ze lange witte jassen aan. Er zijn er geweest, die er wat van gezien hebben vanuit de boogerd. Ze zeggen dat ze ook witte gymnas tiekschoenen aan hadden. Maar op zo'n afstand konden ze dat natuurlijk nooit duidelijk zien. Dat spreekt. Maar hoe komen ze er op? Witte schoenen, m'n heden. En dat er dan geen mens in de buurt komen mocht., affijn 'oor! Zelfs Kees van Iwaarden niet en dat was toch d'r eigen man. Maar Kerlien heeft het goed door staan. Dat dient gezegd. Zowat een maand of twee en half naderhand de oogst was zo goed als binnen toen Kerlien al aardig opge knapt was en een paar keer naar de kerk was geweest. (Je kon glad niks aan haar zien.. Ze was helemaal niet plat aan één kant! 't Was net of ze ge woon twee borsten had). Daar hield dan op een zaterdagavond een tilbury stil voor het doktershuis in de Dorpsstraat. En wie dacht je dat er uit kwam? Pre cies, Janus Driebil. Met moeite hoor, want al was hij dan wel niet meer zo ontzettend dik, hij werd toch al knap oud en een beetje katievig. Zijn klepper zette hij vast aan één van de geschoren linden voor het huis en hij ging de arduinen stoep op en belde. Wat daar binnen precies gezegd is, tja, dat weten we vanzelf niet. Janus praatte er niet over en de dokter nog minder. Maar het zeggen is, dat de boer zijn portefeuille trok en de dokter vuuf- duzend gulden gaf. Hij moet gezegd heb ben (en als dat niet zo zou zijn, dan liegen we in kommissie): „Dokter, ik heb je eens uitgemaakt voor afzetter. Dat had ik niet motte doen. Ik heb vernomen, dat je 'n ermen erre beier mie mien geld bedocht 'eit. Jie bint 'n besten dokter en ik wou graag effen mie je komme, al kan dat niet met geld. Niet alleenig omdat je m'n dochter Kerlien gered 'eit, daerom ok. Maar omdat je 'n goed meins bint, 'n best meins. Ik neme an, d'r binne nog wel meer erme Kees Soenkes in je praktijk, as je me begriept? Ter is vuufduzend gullen. Ik bedanke je voe alles. Ik kan toch ok gin zakje laete naaie om 't mee te neme, strakjes, in m'n kiste nae 't kerk'of. Jie kunt 'r meer goed mee doeë, dan ik. Doet'r dan mie wat dat goed is in joe oogen. Dag dokter, den zegen!" Carla Pols: Korte metten. Carla Pols: Lichtsignalen. 20

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1983 | | pagina 20