Kom 's uit de schaduw:
Het slot Oostende te Goes
SINGELSTRAAT 5
TEL. 01100 - 15362
GOES
,Slot Ostende
Goes b.v.
Tekst: J. Kousemaker.
„Waarom," vroeg de hulpvaardige as
sistente van de Provinciale Bibliotheek
in Middelburg, „waarom wilt u eigen
lijk wat schrijven over een kasteel, dat
helemaal verdwenen is?" Dat was een
redelijke vraag.
Tja, waarom eigenlijk? Er was, mo
gelijk, meer dan één (goede) reden. Per
slot van rekening was het kasteel niet
helemaal verdwenen. En daarom was
het misschien al een goede reden. Maar
misschien ook wel omdat ik er, samen
met mijn vrouw, kortgeleden prima ge
tafeld had en omdat ik nu hier nog het
rekeningetje no. 7152 voor tafel 6 voor
me heb.
plein. Hun loon was maar schamel:
3 cent voor een pakje van Goes naar
's-Heer Arendskerire.
Eenmaal, wisten wij jongens, had dat
bodeplein deel uitgemaakt van een in
drukwekkend slot, Het Slot Ostende.
Waar Jacoba van Beieren, gravin van
Holland en Zeeland enkele jaren had
gewoond om er heimelijk haar (vierde)
huwelijk aan te gaan met de Zeeuwse
edelman Frank van Borssele. Haar vier
de huwelijk. Bij haar eerste was het
arme schaap tien jaar oud en haar brui
degom, een Franse prins, was al veer
tien. Zes jaar later was ze weduwe.
Waarom? Omdat ik nooit begrepen
Illustraties: van de schrijver.
had (en dat geldt ook voor de Belgische
badplaats Ostende) waarom die oorden,
zo nadrukkelijk westelijk gelegen, toch
zo halsstarrig oost in hun naam voeren.
Waarom? Was het, omdat ik als kind
grote kuilen groef (in een tijd dat loop
graven in Noord-Frankrijk troef waren
en dus ook hoorden bij het „soldaatje
spelen" van de jeugd toen). En dat deed
op land dat in de volksmond van 's-Heer
Hendrikskinderen „Het Slot" heette en
waarvan werd gezegd, dat op die plek
eens een fraai kasteel Te Werve had
gestaan. En waar ik, al dieper gravende
stuitte op kolossale kloostermoppen. Een
woord, dat ik toen nog niet kende, maar
het waren wel dingen die me voor grote
raadsels zetten.
Café-Restaurant
Datum,
Omdat wij samen, een geruime tijd
geleden, als vrijwel de allerlaatsten, af
gedaald waren in de oude gewelven,
restanten van het vroegere slot. Er
wordt geopperd dat die kelders van nu
eens, eeuwen her, de gewelven waren
van de Grote Zaal van het slot. Die nu
kelderachtig zijn, omdat de omgeving
geleidelijk is opgehoogd.
Omdat, ja ook, Het Slot voor Goese
schooljongens een begrip was. Daar
troffen de vrachtrijders uit heel Zuid-
Beveland elkaar op alle dinsdagen van
het jaar en op zeer vele zaterdagen.
David 'Annewiek uit Wolfaartsdijk en
zijn plaatsgenoot, de vrijwel totaal in
valide Liesje Matthiesse, die op de
heetste dag van het jaar behoedzaam
om zijn kar heenschuifelde, alsof de
straat sterk beijzeld was (om grommend
en brommend de herberg1 De Oranje
boom in te geraken).
Maar ook Flup Flupse en Ko 'Irdes en
Pauwtje Paerdekooper en Ko Minnard
en zo vele, vele anderen. Iedere bode
had een kar of een wagen en op het
Goese Slot waren vele stallen voor hun
paarden en was er ruimte voor al die
wagens. Dat was met recht een Bode-
Pier Kabboord, de man die in moe
ders tuin werkte, kon de raadsels in
een handomdraai oplossen. Dat waren,
verklaarde hij, bakstenen uit het ver-
wuift van een onderaardse gang, die
van Te Werve naar Slot Ostende voerde.
Helemaal onder de Goese stadsvest
door. Zoiets zou natuurlijk bijzonder
te pas hebben kunnen komen in geval
van een belegering.
En nu vinden we, al snuffelend, dat
er over Te Werve verklaard wordt, dat
er onder het gebouw een omvangrijk
keldersysteem gelegen moet hebben.
Pier Kabboord wist zoveel, dat ik er
toen geen moment aan twijfelde.
Het slot Oostende, 1695. Gezien vanuit de binnenplaats.
15