Brabantse emigratie
Zeldzame wilde planten uit Empel
groeien langs de Deltadammen
Op biz. 55 verwart hij de Nh stal met
de groepstal en als hij op de volgende
bladzijde de Friese stal bespreekt, weet
hij weer niet dat in de Nh stal het vee
óók met zijn kop naar de muur stond
(en staat).
De melkwinning komt er even slecht
van af. Op blz. 63 toont hij de hand
grepen van het handmelken. Maar....
net de verkeerde. Had Van Dijk even
een oude voormelker geraadpleegd, dan
was deze heel erge fout voorkomen.
Bij de melkmachines van 1910 zegt hij,
dat er „weinig druk was op de intro-
duktie van het apparaat". Hij had een
voudig kunnen zeggen: er was weinig
behoefte aan de melkmachine, toen!
Dat „het apparaat" nou net een onder
deel is van de machine (het melkappa-
raat) ontgaat hem ten enenmale.
Dat biogas (uit mest gemaakt) voor
70%> uit methaan bestaat en voor 30°/o
uit „koolzuur" (bedoeld is koolzuurgas)
is alleen waar voor die installaties waar
bij ammoniak en zwaveldioxyde uitge
wassen zijn. Waar dat niet gedaan
wordt, stinkt het gas (ook bij de ver
branding) een uur in de wind.
Op blz. 151 deelt hij als bijzonderheid
van een Baarnse hoeve mee, dat., de
melktank van buiten niet te zien is: die
staat binnen. Kijk, zo kunnen wij uren
lang doorgaan. Er is vrijwel geen bladzij
zonder erge fouten.
Van Dijk mist ook vele kansen. Op
blz. 67 vertelt hij wel dat de melkop-
brengst vaak in kg wordt uitgedrukt en
niet in liters. Dat dit vroeger onvermij
delijk was, omdat melk wegen honderd
maal vlugger gaat, dan melk meten,
snapt hij niet.
Op blz. 72 jubelt hij over „raaigras"
zonder te beseffen dat er vele rassen
zijn. Waarom L. Perenne nu juist Engels
raaigras heet (hij werd aldaar, en wel
te Aberystwyth) het eerst onderzocht,
begrijpt hij niet.
Ook het afmelken op blz. 148 is lach
wekkend omschreven. De kaasboeren
moesten vee opruimen om de winter
door te komen.. Van kontrakt-melken
(melk verkopen aan partikuliere fabrie
ken) wat tot taxmelken en dus tot af
melken leidde, heeft hij nooit gehoord.
Trouwens, de grote ontwikkelingen
zijn altijd aan hem voorbijgegaan. Hoe
komt het, dat die zeldzame runderrassen
zo in de verdrukking kwamen? Van Dijk
slaat het over, want van de knevelende
Rundveeverordening 1950 heeft hij nooit
gehoord.
Hij hemelt de stamboeken op, maar
vertelt ons niet hoe het komt dat nu
alles HF (NA zwartbont) is wat de klok
slaat, omdat onze fokkerij in gebreke
bleef en de veekeuringen ronduit boe
renbedrog waren. Ook met dit soort
„weglatingen" kunnen wij doorgaan tot
in het oneindige.
Van Dijk springt ook graag van de'
hak op de tak. Na aan het eind van zijn
wonderlijke betoog het alternatieve
„landbouwbeleid" (lees: de contingen-
tering der melkproduktie) te hebben be
sproken, knapt hij opeens af met deze
ontboezeming, die als een tang op een
keu slaat en alleen moet dienen om een
literaire draai aan het boek te geven.
„Het Grote Groene Heimwee lijkt
voorbij. De pioniers die als surfers mee
reden op de kam van de golf zijn weer
terug in de stad (dit zal wel op Van Dijk
zelf slaan). Soms droeviger en een en
kele maal ook wijzer. Wat de heimwee-
golf heeft losgemaakt aan theorieën,
plannen, ideeën, gevoelens en experi
menten (en de hemel mag weten waar
dat op slaat!) heeft nog steeds effekt.
Het betrekkelijk geringe aantal boeren
in ons land dat echter zo'n groot deel
van de Nederlandse ruimte als werk
terrein heeft, weet ervan mee te praten."
Neem het boek ter hand, lezer(es), en
u ziet, dat dit citaat letterlijk nergens
op slaat. Het Grote Groene Heimwee
wordt nl. niet aan de orde gesteld. Ken
nelijk leeft het alleen bij de schrijver.
Welnu, hij kan gerust zijn. Er staan zo
veel mooie plaatjes in zijn boek, dat
de kolder, de fouten, de half of hele
maal niet begrepen citaten, feiten en
gebeurtenissen toch geen rol spelen.
Omslag I (de cover heet dat bij hen,
die onze taal vermoorden) toont ons een
schitterende kleurenfoto van een zwart
bonte, die de 100.000 kg vol maakte.
Daarachter staat het hele boerengezin
op zijn zondags, met herinneringsbord,
koebeeld in brons, bloemenkransen en
wat niet al. Vlak naast het koebeest
Langs de bermen van de Zeeuwse
Deltadammen groeien 320 verschillende
kruiden en wilde planten, die vaak uit
het Brabantse dorp Empel afkomstig
zijn. De verrassende emigratie is te dan
ken aan het gebruik van grote hoeveel
heden Maasklei, die de Deltadienst van
rijkswaterstaat o.a. van het sluisplateau
van Empel, heeft laten aanrukken.
In deze kleigrond zaten vele zaden,
die in de bermen van de Deltadammen
(Veerse Meer-dam, Brouwersdam en
Grevelingendam) de afgelopen jaren tot
welige wasdom zijn gekomen. Het gaat
niet alleen om knolboterbloemen, paar
debloemen, streepzaad of heksenmelk.
Er worden prachtig bloeiende massa's
vroegeling, duizendblad, knoopkruid,
vogelwikke, veldsalie, wilde thijm, gele
kamille, slangenkruid, wouw, avonds
koekoeksbloemen en andere soorten
aangetroffen, die in Zeeland vrijwel on
bekend zijn. Bij het afdekken van de
bermen is o.a. humus-arme klei gebruikt
die uit Empel afkomstig was, of uit een
polder in Flakkee en het tracé van het
verbrede Amsterdam-Rijnkanaal was
gehaald.
Op de Hellegatsdam en Haringvliet-
dam, waar uitsluitend klei uit de zee
kleigebieden werd gebruikt, komen re
latief zeldzame plantensoorten niet voor.
In een uitvoerige publikatie in het
vakblad „Otar" van ambtenaren van
rijkswaterstaat, wordt door drie deskun
digen van riik en provincie uitvoerig
ingegaan op de vegetatie en het beheer
van de Deltadammen in Zuid-West Ne
derland.
Over het beheer zegt de publikatie:
De Deltadammen zijn in het beheer
bij het rijk. De wegen op die dammen
spelen twee blonde kleuters. De koe
hoeft maar even te schrikken van al
dat ongewone gedoe en van die twee
blonde kleuters blijft niet veel over.
Enne.... dat een koe de 100.000 kg
volmaakt is mooi. Het bewijst, dat die
koe een goed uithoudingsvermogen had.
Dat er óók koeien zijn bekroond, die
15 of 16 of zelfs 18 lactaties nodig had
den om aan de 100.000 kg melk te ko
men (en die dus het doodschoppen nog
niet waard waren!) staat er natuurlijk
niet bij
Ja maar, als je een prachtig boek met
praatjes en plaatjes uitgeeft, mag er
toch best een ongelooflijke hoeveelheid
kolder, fouten, boerenbedrog en onzin
in staan? Ja, waarom eigenlijk niet....
Uw boekhandelaar vraagt ijskoud
32,50 voor dit boek. Dat is véél voor
een reclame-uitgave. Maar de plaatjes
zijn het waard; de praatjes niet.
waren voor het merendeel ook bij het
Rijk in beheer. Enkele weggedeelten zijn
bij de Provincie in beheer.
De meeste dammen worden één- of
tweemaal per jaar gemaaid, waarbij het
maaisel wordt afgevoerd. De eerste 3-
meter bermstrook wordt meestal wat
vaker gemaaid met de klepelmaaier.
Bij de Veersedam en het noordelijk
gedeelte van de Brouwersdam ziet men
dat zand over de geasfalteerde dam
waait en aan de lijzijde (oost) blijft lig
gen. De beheerder probeert hier duin
vorming te bevorderen door het zand te
laten liggen en dit op een aantal plaat
sen met helm in te planten.
Tussen de dijkglooiing van de zee
wering laat men tegenwoordig in tegen
stelling tot vroeger, de meeste begroei
ing z'n gang gaan. Distelhaarden en in
enkele gevallen ook brandnetels worden
deels nog chemisch bestreden, deels
worden ze met de spa weggestoken.
Conclusies/aanbevelingen.
Op de Deltadammen heeft zich een
botanisch interessant, relatief schrale
vegetatie ontwikkeld. Belangrijke fak-
toren, die hierbij een rol hebben ge
speeld zijn: het lage lutumpercentage,
de kalkrijkdom en de vrij geringe dikte
van het kleipakket en het tot nog toe
gevoerde beheer van de bermvegetaties.
Bij de aanleg van de nog in uitvoering
zijnde Deltadammen en bij de aanleg
van eventuele toekomstige dammen of
dijken kunnen op grond van deze erva
ringen opgedaan bij berm- en dijkbeheer
elders in het land een aantal aanbeve
lingen worden gedaan. Uiteindelijk doel
hiervan is het verkrijgen van een na
tuurwetenschappelijk zo waardevol mo
gelijke vegetatie.
Door: Cor van Heugten.
27