Oe a je over je n eighen dienkt,
zö dienk je ok over je tael
Tekst: Joris van Hoedekenskerke.
„Hoe aj aover oezölf deenkt, zo deenkt
ie ok aover oen taal. En aj oezölf nou
niet al te hoge hebt...."
Deze woorden zijn afkomstig van de
in Gelderland geboren en in Drente wo
nende schrijfster Marga Kool. Ze vormen
de inleiding van een artikel in het NRC/
Handelsblad van 15 november 1983 over
de taal van Groningen tot de Achter
hoek. Marga Kool duidt met deze woor
den op de schaamte, die sommigen ook
in het oosten van het land bekruipt als
ze aan hun eigen identiteit, ook hun
eigen taal denken. Ook bijvoorbeeld in
Drente zijn er mensen, die zich generen
Drent te zijn, Drents te spreken, en
om die schaamte te verbergen dan maar
de „Hollandse jas" aantrekken.
Marga Kool signaleert in haar artikel
de rol die de vanuit de Randstad via
de media over ons uitgestorte „taal
cultuur" hierbij speelt. Omroepers bij
radio en t.v. die een Rotterdams of Was
senaars accent hebben, dat mag. Maar
aan iemand horen dat hij of zij niet uit
de Randstad komt? Nee, dat kan niet,
dat „ligt niet in de markt."
Marga Kool heeft gelijk. Overal in het
land zijn er wel lieden, die „het willen
maken" (ook al zo'n mooie uitdrukking!)
en die daarom hun Limburgs, Zeeuws
(en in België hun Vlaams) accent pro
beren weg te drukken en te vervangen
door het geslik, gesis, gerochel en gehik
dat men in het westen van het land in
brede kring ten onrechte voor beschaafd
Nederlands verslijt.
Ja, ja. Aj oezölf nou niet al te hoge
hebt.... A je je'n eighen noe nie aol
te 'aoge 'eit, dan moet je je eigen iden
titeit en taal maar verloochenen
Denkt u nu niet, dat Marga Kool
alleen maar taalkundige narigheid uit
het oosten en noorden van ons land te
vertellen heeft. Zeker, ze is in dat NRC-
artikel dieper ingegaan op de minach
ting en verachting die sommige oor
spronkelijke inwoners van die streken
zowel als „de import" voor de streek
talen hebben.
Ze heeft die afwijzende houding ten
opzichte van dialecten zelfs ingedeeld
naar politieke richting. De „confessione
len" hebben uiteindelijk volgens Mar
ga Kool - iets meer positieve aandacht
voor de streektalen, dan bijvoorbeeld de
„socialisten", die uit gemak maar „voor
het randstads-volkse model" hebben
gekozen.
Marga Kool ze weet waar ze het
over heeft, want ze kreeg niet voor niets
de Johanna van Buren-prijs voor haar
verdienstelijk werk binnen het Neder-
saksisch taalgebied weet gelukkig ook
positieve dingen te melden over steun
voor de streektaal. Ze maakt er melding
van, dat een lid van Gedeputeerde Sta
ten van Drente al enige tijd geleden
stappen zette op de weg naar een struk-
turele benadering van het dialect binnen
het provinciaal cultuurbeleid.
Ze meldt ook het ontstaan van een
nieuwe generatie dialectschrijvers in
noord en oost en het daaraan grenzende,
taalkundig verwante „platt-Düütse"
taalgebied; een nieuwe generatie dialect
schrijvers, die nu duidelijk uit de pro
gressieve hoek komt. „De nieuwe dia
lect-beweging aldus Marga Kool
maakt een ongekende groei door in sek
toren waar het dialect voorheen taboe
was." Er is een federatie opgericht, die
kontakten zoekt, ook met Westfriese,
Duitse en Zeeuwse dialect-mensen.
Marga Kool maakte in haar artikel
helaas geen melding van een ander po
sitief gebeuren, waarbij zij zelf is be
trokken. Er worden in Drente op vrij
willige basis lessen gegeven in de Drent
se streektaal. Cursussen, die worden ge
volgd door Drenten, en door „import".
Cursussen, die de ondersteuning genie
ten van de Drentse Culturele Raad en
van de provincie.
Die Culturele Raad en dat provincie
bestuur hebben waarschijnlijk gevoel
voor hetgeen Marga Kool en andere
dialect-mensen, waar ook in het land,
willen. Een land met een bovengewes
telijke standaardtaal: het (beschaafd)
Nederlands, met daarnaast een grote
verscheidenheid aan gelijkwaardige ta
len en dialecten zoals Drents, Fries,
Zeeuws, desnoods Maleis en Turks.
„Eenheid en solidariteit met behoud
van eigenheid." Een Culturele Raad en
een provinciebestuur, dat er zo over
denkt en in deze tijd van bezuinigingen
nog een paar centjes wil afschuiven
voor cursussen in dialect, die mag men
prijzen!
Ook in Zeeland zijn er mensen, die
menen dat de Zeeuwse streektaal en
haar dialecten behoren tot de eigenheid
van de Zeeuwen, en dat die eigenheid
de moeite van het behouden waard is.
Zij deden onlangs pogingen om via de
Zeeuwse Culturele Raad van de pro
vincie steun te krijgen voor het samen
stellen van een algemeen Zeeuwse spel
ling. (Wat niet hetzelfde is als een ni
vellerende eenheid in uitspraak en/of
idioom).
Noch bij de Zeeuwse Culturele Raad,
noch bij het provinciaal bestuur, kregen
deze mensen gehoor. De Zeeuwse auteur
Jan Kousemaker schrijft in het nawoord
van zijn boekje „Het Evangelie van
Judas" (elders in dit nummer besproken)
over deze afwijzing van een standaard
spelling voor het Zeeuws.
Wijzende op de gunstiger taaltoestand
in andere provincies, zegt hij: „In deze
evolutie is ons gewest een halve eeuw
teruggeworpen." Kousemaker wijt het
in gebreke blijven van Gedeputeerde
Staten van Zeeland in deze aan „vol
slagen onjuiste adviezen van terzake
volkomen ongeïnteresseerde ondeskun-
digen."
„Volkomen ongeïnteresseerde ondes-
kundigen." Dat kan de Zeeuwse Cultu
rele Raad zich aantrekken! Hoeveel
Zeeuwen zitten er eigenlijk wel in die
„Zeeuwse" Raad? Zou de ZCR niet eens
de moeite moeten nemen zich omtrent
een mogelijk positievere houding tegen
over de levende streektaal te oriënteren
bij de Drentse collega's?
Of is het misschien zo met de ZCR
gesteld: „Oe a je over je 'n eighen dienkt
zö dienk je ok over je tael. En a je
je'n eighen noe niet aol te 'aoge 'eit?"
31