WILLEM VAN ORANJE
ZEELAND in de T.V. - serie
delburg leidde. De veiligheid van deze
stad lag bij het fort. Toen de Prins van
Oranje het in 1573 in handen kreeg, be
tekende dat dan ook de val van het
Spaansgezinde Middelburg en daarmee
de heerschappij van de Prins over heel
Walcheren.
De poort aan de landzijde van het fort
is een van de nog bewaard gebleven
belangrijke monumenten van de Itali
aanse Renaissance in Nederland. Het
fort is een schepping van de Italiaanse
ingenieur Donato de Boni van Bergamo,
die het blokhuis bouwde samen met de
stadsarchitect Peter Fransz van Ant
werpen en werkmeester mr. Jacob in
1547 en 1548.
Het moet degelijk werk zijn geweest,
want nog steeds staan de bastions en
een deel van de muren overeind. Ook
na 1573 bleef het fort belangrijk De Ne
derlanders vroegen koningin Elisabeth
van Engeland in 1585 om bijstand in de
oorlog tegen Spanje. De koningin wilde
daarvoor onder meer Rammekens als
onderpand hebben. Van Oldebarneveldt
zorgde in 1616 voor de inlossing van dit
pand.
In 1787 werd in het fort, uit het legaat
van een Souburgse edelman, een hospi
taal gebouwd voor de zieke manschap
pen van op de rede liggende schepen.
Zeeburg werd weer een belangrijk
element in de oorlogvoering toen de
Fransen kwamen. Die sloopten in 1811
het hosuitaal en veranderden het inwen
dige van het fort ingrijpend. Napoleon
liet, zoals hij het noemde, Zeeburg „naar
de regelen van de toen bestaande ves
tingbouw" inrichten om te voorkomen
dat de Engelsen er, zoals in 1809, op
nieuw in zouden slagen het fort te ver
overen.
Na het vertrek van de Fransen keer
de in de negentiende eeuw de rust weer
in de Nederlanden en ook het fort sliep
in. Het verloor zijn bestaansreden als
burcht ter verdediging, tot in 1940 de
Duitsers het weer bezetten. Het was
waarschijnlijk niet toevallig dat de Ca
nadezen het als een der eerste plaatsen
op Walcheren bevrijdden.
Nadien heeft de Nederlandse Padvin
dersbeweging het nog een tijdje als kam
peerterrein gebruikt en van eind 1952
tot 1972 werden er champignons ge
kweekt. Daarna heeft Staatsbosbeheer
het fort geschikt gemaakt voor exposi
tie- en voorlichtingsruimte door de ver
bouw van twee kazematten.
In verband met een opgraving werd
de ruimte de afgelopen twee jaar ge
sloten voor publiek, maar het is de be
doeling dat belangstellenden er dit jaar
weer kunnen worden verwelkomd. Een
bezoek aan het fort vormt een onder
deel van de door Staatsbosbeheer geor
ganiseerde rondwandelingen door het
Ritthemse bos.
Och, en als u er dan tóch bent en al
zoveel hebt gezien, is een wandeling door
Ritthem zelf natuurlijk ook nooit weg.
Misschien dat u dan begrijpt waarom de
onbekende dichter schreef:
„Ja Ritthem, ja, ik zal je nooit ver
geten; Al voert het leven mij hier
ver vandaan. Je blijft voor mij toch
steeds het mooiste plekje, Waar ik
steeds graag weer eens naar terug
zal gaan".
Bezo en als overtuigd protestant in zijn
vaderland terugkeerde.
Met zijn broer Philips van Marnix
treedt hij in 1560 toe tot en behoorde
tot de geestelijke vaders van het Eed
verbond der Edelen. Hij had mede de
hand in de redactie van het Smeek
schrift en was op 5 april 1566 een van
de aanbieders daarvan aan de Land
voogdes. Hij had bovendien nauwe be
trekkingen met het Verbond der Con-
sistoriën zeg maar kerkeraden die
na alle gruwelen waaraan hun kerk
mensen op de brandstapels te gronde
gingen, het meer dan zat waren en, ge
zegd, de degens met Margaretha's
(Spaanse) troepen wilden kruisen.
Dat legertje met Philips van Marnix'
en Brederode's fondsen geworven, zou
het opnemen tegen de Brusselse (scha
duw) regering die handelde op bevel
van de Spaanse koning.
Nu had Jan de Thoulouse een goed
plan.
Zo maar verzet in het open veld tegen
de legers van (en dat was Spanje toen)
een super-mogendheid was spelen met
de dood.
Het eerste vereiste was een vaste
plaats in bezit hebben. Al was het al
leen maar als winterkwartier.
Waar? Welke?
Het was een gewaagde onderneming...
het Fort Rammekens aan de Schelde-
monding!
Hoe riskant ook, wie niet waagt
wint niet!
Dat fort Rammekens maken tot hoofd
kwartier van de opstand. Het was een
uitnemende toeleg mits die zou geluk
ken.
Een geweldig voordelig-gunstig ge
legen sterkte met aan- en afvoer naar
open zee. Halverwege de Noordelijke
en de Zuidelijke Nederlanden. Uitne
mend verdedigbaar door het afgrende
len van eerst het Kreekrak en, moest er
teruggetrokken worden, in tweede in
stantie het Sloe.
Een fort van jewelste.
Nieuw. Pas tien jaar oud.
De voorgangster van Margaretha, de
landvoogdes Maria van Hongarije had
het gedurende tien jaar laten bouwen
door een Spaanse vestingbouwkundige
Donati de Boni met muren die een dikte
hadden van anderhalve tot vier en een
halve meter. Poorten, wallen, verwulf-
ten, geschutsopstellingen, kazernes,
schietgaten het kon niet op.
J. Kousemaker.
Het is natuurlijk verschrikkelijk jam
mer (zoal niet een fout van hoge orde)
dat in Walter v.d. Kamps T.V.-serie het
merendeel van de tien uitzendingen
gewijd is aan de nogal wulpse jonge ja
ren van een puissant rijke vorst (prins is
vorst: wat dat betreft was hij de gelijke
van Philips II!) die als beau gargon met
zijn kornuiten waarachtig wel wist hoe
de bloemetjes buiten te zetten, naar de
trant van die tijd, maar dat slechts drie,
vier uitzendingen over zullen kunnen
schieten om de werkelijke Oranje en
wat hij voor de Nederlanden heeft be
duid, aan ons te tonen: zijn leiderschap
en staatsmankunde. Zijn genie is ge
doemd onderbelicht te blijven.
In het „verhaal" treedt Marnix van
St. Aldegonde voor het eerst op in een
scène te Antwerpen aan de zijde van
de Prins die daar juist, op last van de
landvoogdes Margaretha orde op zaken
gesteld had en als „dank" van de bur
gerij werd uitgescholden voor verrader.
Marnix wil de Prins er van doordrin
gen dat er iets gedaan moest wor
den en zegt dat met klem. Want zijn
broer was, komende uit ZEELAND, voor
de muren van Antwerpen letterlijk in
stukken gehouwen. Tot dan toe de enige
keer dat onze provincie met name werd
genoemd.
Dat maakt je even nieuwsgierig.
Wie was die broer en wat had hij
hier te maken?
Wel, Marnix en Hendrik van Brede-
rode (de man van het Verbond der E-
delen) hadden (in Breda, de eigen stad
van de Prins) gelden bijeengebracht
voor een legertje dat metterdaad tot
opstand werd aangeworven. De bevel
hebber daarvan was Marnix' broer Jan
van Thoulouse (van Sint-Aldegonde).
Ook een Zuid-Nederlands edelman die
gestudeerd had aan diverse universi
teiten; onder meer (1560-61) te Genève
de colleges had gevolgd van Calvijn en
Daarheen trok het legertje van Jan
de Thoulouse enis er nooit geko
men, heeft geen voet aan de grond van
Rammekens gekregen. Het was ook te
mooi om waar te kunnen worden. Uit
ZEELAND moest hij terug. De troepen
van de landvoogdes onder Mansfeld en
Noircarmes waren hen te machtig. En
waar, waar moesten de restanten heen?
Thoulouse hoopte een veilig heenkomen
te vinden in Antwerpen en er desnoods
met geweld binnen te dringen, onderwijl
het legertje zich plunderend ophield in
de onmiddellijke omgeving van de stad.
Vóór Antwerpen werd, zoals dat zo
beeldend heet, zijn legertje in de pan
gehakt en hijzelf in stukken gehouwen
Dat was 13 maart 1567.
Hoe Marnix ook smeekte zijn broer te
helpen. Oranje kon niets, helemaal niets
doen. De tijden en de geesten waren er
nog niet rijp voor. De Koninck van His-
panjen, hij werd, bij ede, altijt ghetrouw
geëert.
11