Voorzichtig even!
We bedoelen uiteraard PIETER. Maar,
er is een nog jongere jonge Caland: Pie-
ters zoon MARINUS (die we volledig
heidshalve noemen). Dat is derhalve de
Jr., jr. Want ook Ir. Marinus Caland was
een vechter tegen het water.Marinus
werd later hoofdingenieur-directeur van
de Rijkswaterstaat in Zeeland. Een ap
pel die niet ver van de oude stam te
recht kwam. Die strijd tegen het water,
het lijkt wel of het de Calands in het
bloed zat. PIETER, de middelste van
de drie dus, zei over zijn familie: 'Wij
hebben een tachtigjarige oorlog tegen
de zee gevoerd'.
Als dit soort strijdbaarheid hen in het
bloed zat, is het geen wonder dat hij
waterbouwkundig ingenieur wilde wor
den.
Hoe werd je dat?
Tegenwoordig ligt de weg al uitgete
kend: dan ga je naar 'Delft'. Maar in
Pieters dagen bestond de Polytechnische
School te Delft nog niet en toen ze later
gesticht werd stond het instituut alleen
open voor.militairen die genie-of
ficier zouden worden.
Even een wetenswaardigheidje.
Jaren na de openstelling werden er
ook burgers toegelaten tot diverse
studierichtingen. Burgers die nooit bij
de genie zouden dienen, maar hun weg
zouden vinden in de burger-maatschap
pij. Ze kregen natuurlijk ook een di
ploma.
Maar wel duidelijk onderscheiden van
hun mede-studenten! Ze werden (en dat
heb je alleen in Nederland) civi el-
ingenieur.
Delft dus niet.
Delft was er gekomen om de Militaire
Academie te Breda te ontlasten. Want
daar was de enige mogelijkheid om
je te bekwamen voor waterbouwkundig
ingenieur. (Het Zeeuwse instituut waar
vader Abraham zijn opleiding kreeg was
misschien wel opgehouden te bestaan?).
Vandaar dat de 15-jarige Pieter in 1841
toelatingsexamen deed voor Kadet van
de Waterstaat.
Het was daar werkelijk geen kwestie
van 'hoe meer zielen, hoe meer vreugd.
Jongens, zorg dat je er toch ook gauw
bij komt!' Neen, de toelating stond open
voor twee gegadigden. De besten,
natuurlijk. En Pieter slaagde als num
mer 5
Hij kon wel kadet worden, maar dan
voorbestemd voor de Infantrie.
Er zal in Zierikzee, ten huize Caland,
nog wel wat over te doen geweest zijn.
Hoe bestond het? Zulk een snelle leer
ling. en toch! Was de voorscholing
te Zierikzee (of Middellburg?) ontoerei
kend geweest? Het moet papa Caland
wel bijzonder hoog gezeten hebben,
want toen zoon Pieter na een studiejaar
eindigde als nummer één, liet vader
het er niet bij zitten. Is het niet type
rend voor hem dat hij naar Den Haag
ging? Jawel, een audiëntie bij niemand
minder dan Koning Willem I. Die hem
ook ontving. Caland zal ongetwijfeld de
versierselen van de Nederlandse Leeuw
op zijn revers gedragen hebben. Het be
zoek had succes: met steun van de Ko
ning mocht zoon Pieter voor zijn tweede
studiejaar verplaatst worden van de In
fanterie naar de Waterstaat!
Het eindexamen legde hij af in 1845.
Hij is er voor geslaagd als nummer één.
Blijkbaar was er met zijn verstand
niets mis. Dan toch misschien zijn voor
opleiding?
Nog datzelfde jaar 1845, werd hij in
juli, als negentienjarige, adspirant-inge-
nieur bij de Waterstaat. Standplaatsen
Middelburg en later Zierikzee. Later
werd hij ingenieur van 's Rijks Water
staat te Purmerend. Op zijn drieëntwin
tigste trouwt hij met Jonkvrouwe He
lena de Jonge. Ze kregen zeven kinderen
waaronder de eerder genoemde MARI
NUS.
Zevenentwintig was hij toen er een
aanstelling voor hem kwam te Brielle,
waardoor hij toevallig zitting kreeg
in de staatscommissie waarover hierbo
ven werd geschreven. 'Toevallig' om
dat de beraamde plannen die de com
missie ter discussie op tafel gekregen
had, bij uitvoering zouden plaats vinden
in het ressort van Ir. Caland.
Zo zat hij daar dan aan die tafel te
midden van al die knappe koppen met
hun grondig uitgewerkte plannen als
hun jonge secretaris. Zou hij er opgeval
len zijn?
Misschien. Bekijken we een (vrij
slechte) foto van hem dan zien we een
wat sterke, boerse, weinig toeschietelijke
figuur met borstelig haar en een door
dringende blik. Had Jan Toorop hem als
Westkappelaar geschilderd, hij zou het
doek mogelijk ONVERZETTELIJKHEID
genoemd hebben.
Hij luisterde, notuleerde en zweeg.
Natuurlijk moet hij afgeweten heb
ben van de plannen die de commissie
zou gaan bespreken. Mogelijk hebben
de hoge Pieten van Waterstaat verwacht
dat de vergadering min of meer formeel
was en dan zou de jonge secretaris ook
nog 'ja' mogen zeggen op hetgeen al aan
alle kanten doorgepraat en berekend
was.
Maar hij zei geen 'ja'.
Hij moet neen gezegd hebben tegen
zijn illustere superieuren.
Notulen van die bewuste commissie
vergadering (die immers op 5 november
1857 was benoemd) staan ons niet ter
beschikking. Maar wel weten we dat
Pieter Calland in januari 1858 aan
de commissie een geheel nieuw
plan voorlegde: een doorgraving van
de duinenrij bij Hoek van Holland, twee
dammen op 900 meter onderlinge af
stand. Een heel nieuw plan op tafel in
een goeie maand klaar.
Het lijkt eenvoudig. Maar, zegt Tey-
chiné Stakenburg, 'om die eenvoud is
het juist zo geniaal'.
En dat dreigende verzanden dan?
Daarop komen we nader terug.
15