WESTKAPELLE: door K. Baart - M burg 1889
Hare bevolking? Westkapelsche Dijk
Eén.
U kent hem ook: Abraham Caland,
zijn vader, schreef december 1869 op
ruim tachtige jarige leeftijd aan zijn
zoon Pieter:
'Bedenk dat er nooit iemand ge-
'weest is die iets groots en buiten-
'gewoons ondernam of hij leed aan-
'stoot, miskenning en soms vergui-
'zing; doch voor wie men nader-
'hand geen lofzangen genoeg had,
'ja er zelfs standbeelden voor op-
'rigtte.
'Wees niet kleinmoedig.
'Kom eens met je papier naar me
'toe.
'Dan zullen we ze eens goed door-
'nemen'.
Tien jaar heeft de ellende geduurd.
Daarna bleek dat Pieter Caland toch
gelijk had. Gebleken was intussen dat
de stroming wel de vaargeul op diepte
kon houden maar die niet op diepte
kon brengen: er moest gebaggerd
worden en Caland was groot genoeg om
te erkennen dat er een andere koers
gevaren moest worden, want de verlen
ging van de hoofden (1875) tot 2000 en
2300 meter hadden niet het beoogde re
sultaat opgeleverd en het beschikbare
geld was op.
In december 1877 werd er opnieuw
een staatscommissie ingesteld door de
minister Mr. J. Heemskerk (nu geen
Binnenlandse Zaken meer). Ons interes
seert het niet (meer) wie er leden van
deze commissie waren. Ons verbaast
het alleen in hoge mate dat de 'Rivier
dokter', de 'Overste' Ir. Pieter Caland
daarvan geen lid was.
Caland was gepasseerd.
Dit moet hem ontzettend gegriefd
hebben. Hij diende onmiddellijk zijn
ontslag in. (Ir. Leeman maakte het werk
in de tachtiger jaren af. Maar wel
volgens het idee Caland.
Intussen was Rotterdam verslagen en
geslagen.
Weinigen die er nog in geloofden dat
de stad ooit nog een goede verbinding
met de zee zou krijgen. De Holland-
Amerika Lijn had reeds in Amsterdam
een thuishaven gezocht. Andere reders
en bedrijven overwogen ernstig om uit
te wijken naar Vlissingen.
'Toch', zegt Dr. Teychiné Stakenburg,
'heeft de worsteling rondom de open ri
viermond, waarmee Calands naam eeu
wig verbonden zal blijven een goed
einde gevonden. A b r a ha m Caland
had gelijk'. En Dr. Ir. Ringers getuigt:
'De tijd is nu (1952) gekomen om te er
kennen dat Calands opzet om de Water
weg onbelemmerd naar zee te laten
stromen door de doorgraving van de
Hoek van Holland geslaagd is en voor
Rotterdam en heel Nederland zegenrijke
gevolgen heeft gehad'.
Rotterdam groeide stormachtig. Rot
terdam floreerde. De haven werd groter
en belangrijker. Rotterdam vergat ech
ter. Pieter Caland.
Hij stierf in 1902. Bij zijn begrafenis
waren er enkele kransen op de baar.
Waren er weinigen om hem de laatste
eer te bewijzen, was er geen enkele toe
spraak. Er waren geen autoriteiten. Rot
terdam-zelf liet verstek gaan. 'In zijn la
tere levensjaren telde hij niet meer mee.
Hij was een eenzelvig man geworden,
gewoon te peinzen en daarbij aan één
ding vast te houden'.
Een grote Zeeuw, een reus, werd in
stilte begraven.
Ook Westkapelle is hem vergeten.
Geen park of plein, geen straat of
school is naar hem vernoemd.
Noch naar zijn vader. Zo vader, zo
zoon.
Geraadpleegd:
Weekblad „De Iingenieur", 4 juli 1952,
waarin dr. ir. J. A. Ringers: Caland
en de betekenis van zijn werk voor
Rotterdam.
Provinciale Zeeuwse Courant, 30 dec.
1958 en 12 mei 1969.
Dr. A. J. Teychiné Stakenburg, Pieter
Caland, Rotterdam 1972.
Encyclopedie voor Zeeland.
R. P. J. Tutein Nolthenius: Levensbe
richt van P. Caland. Mii. Ned. Let
terkunde 1902-03.
K. Baart: Westkapelle. Althoff Middel
burg 1889.
J. J. Moerman en T. Kleijnhout Moer
man: Pieter Caland (in Grote Ne
derlanders), den Haag, Van Goor
1946.
Met dank aan de Archiefdienst van de
gemeente Rotterdam, de Provinciale
Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg.
(1) Vergelijk het in Z.M. besproken
boekje van Lagendijk: Van de
Willem III tot de Willem Ruys.
(2) U moet het eens gaan bekijken.
Het ligt juist buiten Heemstede
en is nu een interessant muse
um).
(3) Ja, ongetwijfeld. De Schot John
Napier (15501617) had de loga-
rit'hmen uitgevonden en cijferde
al met stokjes die een verdeling
hadden. W. Oughtred (1574) kan
de uitvinder van het rekenline-
aal geweest zijn; hij bedacht
ook het vermenigvuldigingssym
bool x.
Nu, in navolging van onze ru
briek 'Kom's uit de schaduw'
in een ander Zeeuws periodiek
een verhaal wordt gepubli
ceerd omtrent de 17de eeuwse
waterbouwkundige CORNELIS
VERMUYDEN, zien we ervan
af, om dupliceren te vermijden,
aan deze figuur een studie te
wijden.
Redactie.
„Een dijkwerkersjongen bracht
het in deze eeuw zoover, dat hij
tot oppercommies van Wal
cheren werd benoemd en een
ander uit de laagste lagen van
het dijkwerkersgilde, klom op
tot hoofd-ingenieur van den
waterstaat voor Zeeland.
Het is van dezen dat de dijk
werkers nog altijd eene merk
waardige bijzonderheid verha
len. Op het laatst der vorige
eeuw n.l., meldde zich op ze
keren dag een uiterst schamel
gekleed knaapje aan bij den
schoolmeester HUIBREGT de
WAGEMAKER. De knaap liet
eenige duiten zien en vroeg
of de meester hem daar wat
voor leeren wilde.
De meester was eenigszins ver
bluft over het naieve van deze
vraag en zeide: „Waarom komt
gij niet naar school?"
„Mijn ouders zijn te arm om
het schoolgeld te betalen", was
het antwoord. „Hoe komt gij
dan nu aan die duiten?"
„Die heb ik óvergebedeld mees
ter!"
Het feit was dat de moeder
den jongen dag aan dag op de
straat joeg om te bedelen, met
de boodschap dat hij niet moest
tehuis komen aleer hij zekere
hoeveelheid duiten bijeen had.
Op den bewusten dag was de
oogst buitengewoon goed ge
weest en de knaap kwam op
de gedachte om voor de óver
gebedeld© penningen wat wijs
heid te koopen.
De brave onderwijzer, getrof
fen door het eerlijke open oog
van den leergragen jongen, be
loofde te zullen beproeven hem
op de school te krijgen. Door
zijn voorspraak werd het be-
delgeld door het gemeente- of
armbestuur aan de ouders ver
goed, terwijl hij zich aanbood
om den jongen kosteloos te on
derwijzen. Dit offer was in
dien tijd niet gering. De
knaap leerde voorbeeldeloos en
had in betrekkelijk korten tijd
alles opgenomen wat de onder
wijzer geven kon. Deze be
raamde middelen om den leer
gierigen jongeman verder te
krijgen, wat met behulp van
andere menschenvrienden ge
lukte.
Deze knaap heette ABRAHAM
CALAND, geboren te Westka
pelle den 22 Maart 1789. Te
Middelburg kwam hij onder
de leiding van J. de KANTER
PHz. Op 24-jarigen leeftijd
werd hij reeds benoemd tot
Commis Conducteur (Opper
commies) bij het polderbestuur
van Walcheren. Spoedig ging
hij daarna over bij 's Rijkswa
terstaat en werd reeds 4 jaren
later (in 1817) bevorderd tot
Ingenieur, standplaats Bres-
kens, alwaar hij tot 1836 bleef,
doch daarna overgeplaatst
werd naar Zierikzee. In 1837
werd hij bevorderd tot Hoofd
ingenieur in de provincie Zee
land, welke betrekking hii tot
1854 vervulde.
Op zijn verzoek eervol uit 's
Rijks dienst ontslagen, werd hij
in 1854 benoemd tot President
van de centrale directie van
Walcheren, in welke betrek
king hij bleef tot aan zijn dood.
Hij overleed den 11 April 1869
op 80-jarigen leeftijd. Hij was
ridder der orde van den Ne-
derlandschen Leeuw en ook
versierd met het kommandeur-
kruis der Eikenkroon.
19