Twï dubbeltjes voe un Zeeuwse radio?
Da's vee te diere
naamste plaats om vrijheid van geweten.
In die tijd betekende dat allereerst
vrijheid van godsdienst voor iedereen.
Die Gereformeerde Staat kwam pas na
de „Verlaetinghe" de afzwering van
Filips II die zelf zijn eed aan deze ge
westen ontelbare keren en ten ergste
had geschonden.
Marnix heeft nauwelijks daadwerke
lijk gestreden. Als hij te velde trekt is
het als publicist. Maar hij is ook (1572)
als vertegenwoordiger van de wettige
stadhouder, Oranje, voorzitter van de
Statenvergadering in Dordrecht. Hij was,
als persoon, voor Oranje onvervangbaar
omdat hij de geknipte figuur er voor was
een geboren volksleider te zijn, charmant
en soepel. Omdat hij een voorname le
vensstijl had. Omdat hij beschikte
vanwege zijn scherpe betoogtrant
over een buitengewone overredings
kracht, geëffectueerd door een gloed
volle welsprekendheid.
Bovendien was hij, anders dan de
Prins, wél een strijdend calvinist. Zo
zien we hem aanwezig als dominante fi
guur op talrijke synodale vergaderingen,
waar hij zich ontpopte als de architect
van de eerst nodige regels voor een pres
byteraal samenleven.
Talrijke godsdienstige schrifturen,
(zend)brieven, pamfletten, verweer
schriften verlaten zijn intensief benutte
schrijftafel en bereiken kerken, consis
tories, gemeenten in ballingschap.
Voor de (toen nog Roomse) Oranje was
hij de enig mogelijke bemiddelaar tus
sen de kerken en hem en zijn politieke
visie.
Dan weer ziet Marnix zich genoopt
het op te nemen tegen de „Dooperschen"
en hij pakt de ganzeveer om zich even
goed tegen hen als tegen Rome te ver
zetten. Waar de laatsten de waarde van
de Schrift verduisteren door aan de tra
ditie macht te geven boven het Woord,
dwalen de eersten doordat zij het hun
gegeven „innerlijk licht" stellen boven
de vrije werking van Gods Heilige Geest.
o
Marnix is dan eensklaps diplomaat-af
en hij fungeert als theoloog en gebruikt
een argumentatie waar geen speld tus
sen te krijgen is en is zo fel dat je zo
iets niet zou verwachten van zulk een
zachtmoedig man die bekend stond, bo
vendien, om zijn eenvoud, natuurlijkheid
en afkeer van alle vertoon.
Zo blijkt intussen dat deze hooggeta-
lenteerde man niet alleen uitermate
bruikbaar was in practische situaties met
onvermoede valstrikken, maar ook dat
hij als geleerde geen vergelijkbare tijd
genoot heeft en uit de hem omringenden
uitspringt als (bijvoorbeeld) schepper
van het nieuwe Nederlandse proza.
o
Toen hij al oud was kreeg hij van de
synode het vererende verzoek om (heel)
de Bijbel uit de grondteksten te verta
len. Wat er voorhanden was, waren
„tweedehandse" vertalingen uit het
Duits of Frans of Latijn, namelijk een
her-vertaling van Luther's Bijbel of dito
van de Vulgata. In 1586 was dat. Aan
vankelijk weigerde Marnix. In 1593 werd
het verzoek herhaald. Toen ging hij er
op in en verhuisde er voor naar Leiden.
Hij was er de man naar om er iets uit
zonderlijks van te maken. Om nieuwe
samenstellingen, woordkoppelingen of
woorden te smeden. Weinigen buiten
hem wisten dat er geen vertaling van de
Bijbel is die zozeer afwijkt van de
grondteksten dan die van Luther.
Hij had het gekund. Omdat hij een
voortreffelijk hebraïcus en graecist was.
Maar ook omdat hij er de juiste instel
ling voor had: hij was meer dan een ge
leerde. Hij was een diep gelovig man
die zich te midden van de wisselvallig
heden en rampspoeden van het leven
liet „regieren ende stueren" door de
Schrift.
o
De Marnix-Bijbel is er nooit gekomen.
Zijn leven liep ten einde. Alleen maar
het eerste boek, Genesis, heeft hij af
gekregen. Hij heeft het gedaan met een
onvergelijkbare nauwgezetheid; hield
zich woord voor woord aan het He
breeuws en verrijkte er onze landstaal
mee.
De 15de december 1598 stierf hij te
Leiden.
Hij ligt er begraven in het koor van
de Pieterskerk.
Tenzij het waar is wat de volks
mond zegt dat hij later in West-Sou
burg her-begraven zou zijn. Maar dat
valt niet aan te tonen.
Hij had, na zoveel omzwervingen, rei
zen en trekken, onzekerheden en on-
Oöns
De „vroede vaderen'' in Middelburg
hebben met hun besluit het Zeeuwse
volk voor een financiële ramp behoed.
Er is voorkomen dat de Zeeuwen zeg
maar 20 centen per week zouden moeten
uitgeven om via de ether wat meer met
hun eigen streek en hun eigen identiteit
te worden gekonfronteerd. Voor allerlei
andere zaken durft men Jan Publiek
gerust diep in de beurs te laten tasten.
„Want," zo zegt men dan, „het gaat
om hel algemeen belang. Daar moet de
burger nu eenmaal ook geldelijk aan
bijdragen."
Een eigen omroep blijkt in de ogen
van de Staten-meerderheid geen zaak
van algemeen belang te zijn. In andere
delen van het land heeft men geluk
kig voor die delen andere opvattin
gen: Groningen en Drente .kennen hun
..Radio Noord". De naam „Radio Frys-
lan" spreekt voor zichzelf. Overijssel en
Gelderland kunnen zich dagelijks ver
heugen in „Radio Oost". Limburg heeft
z'n „Radio Zuid", Brabanit heeft ook
een eigen omroep, en „Radio Rijnmond"
is regelmatig in de lucht, net zoals de
Amsterdamse „Radio Stad".
Het zijn omroepen met professionele
krachten in dienst en met professionele
apparatuur. Dat alles moet ook betaald
gewisheden zijn zinspreuk, Repos ail-
leurs, opgeleefd.
Voor hem was de eeuwige rust geko
men.
Bronnen
J. en A. Romein, Lage Landen, Utrecht
1949.
Dr. H. Berkhof, Geschiedenis der Kerk,
Nijkerk, z.j.
Algemene Literatuurgeschiedenis III,
Utrecht.
Dr. J. van Ham e.a. Marnix van St. Al-
degonde, Baarn, z.j.
Kardinaal Bentevoglio, Historie der Ne-
derlantse Oorlogen, Leeuwarden, 1674.
Prof. dr. A. A. van Schelven, Marnix etc.
Utrecht 1939.
Universitaire Stg van België, Marnix
van Sinte-Aldegonde, Brussel, 1939.
Dr. C. V. Wedgwood, William the Silent,
London, 1944.
J. J. van Toorenbergen, Philips van
Marnix van St. Aldegonde's Godsdiensti
ge en Kerkelijke Geschriften I, 's-Gra-
venhage, 1871.
Prof. dr. P. Geyl, Wilhelmus van Nas-
souwe, Middelburg, z.j.
W. Wisse, Vlaamse Hulde.
Illustraties uit „Marnix van Sinte Alde-
gonde", Brussel, 1939.
worden. Maar in die landsdelen is men
kennelijk niet „zunig", ook al zijn er
een paar streken bij di-e die naam wel
hebben. Voor de eigen radiozender
heeft men daar kennelijk toch wel de
centen over. Maar Zeeuwse regenten
„bin zunig" en zeggen „nee" tegen een
eigen omroep.
Tijdens het debat in de Statenverga
dering werd door één der „geachte af
gevaardigden" betoogd, dat het niet ge
lukt was zijn achterban te overtuigen
van het nut van een streekradio.
..Wait hebben we nou?" dachten we
toen we dit lazen. Het gebeurt vaak
genoeg dat „de achterban'' zijn „volks
vertegenwoordigers" die zitting hebben
in gemeenteraden, staten en parlement
duidelijk zijn voorkeur of afkeer laat
weten betreffende bepaalde dingen. En
even vaak genoeg trekken die „volks
vertegenwoordigers" zich niets aan van
de wensen en verlangens van de ach
terban: „We hebben onze eigen ver
antwoordelijkheid en dien overeenkom
stig zullen we handelen," zo klinkt het
dan in hun stoere stadhuistaal.
Nu pogen „stoere" statenleden zich
te verschuilen achter een achterban,
waaraan ze zich in andere gevallen
niets gelegen laten liggen.
Zeeuwen bin zunig.
Tekst: Joris van IJoedekenskerke.
Zeeland kan z'n eigen streekradio voorlopig wel vergeten! De dagbla
den hebben uitvoerig gemeld, dat de meerderheid van de Provinciale
Staten en die van Gedeputeerde Staten er geen heil in ziet. Beter gezegd:
ze hebben er geen geld voor over.
Kennelijk geïnspireerd door een reclame-tekst van de STER geldt
voor hen het devies: „Oöns Zeeuwen bin zunig". Want de Zeeuwse
streekradio werd weggestemd, omdat het instellen van zo'n eigen omroep
een tientje verhoging van de omroepbijdrage met zich mee zou brengen.
10