De slavenreis van
„De Africaense Galeij"
18 oktober 1740 21 januari 1742
Inleiding.
Bij het algemene beeld, zoals dat
meestal van de slavenhandel geschetst
wordt, treden naast de Spanjaarden en
de Portugezen vooral de Engelsen en de
Fransen op de voorgrond als dé slaven
handelaren bij uitstek. De Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden speelde
echter ook een belangrijke rol in de
Transatlantische handel in slaven. Het
is met name de in 1621 opgerichte West-
Indische-Compagnie geweest, dij in de
periode 16261730 hierin een groot aan
deel heeft gehad. Aanvankelijk was de
slavenhandel vanuit de Republiek naar
het West-Indisch gebied geheel in han
den van de W.I.C., die daarvoor door
de Staten-Generaal een monopolie was
toegekend. Toen de monopoliepositie
van de W.I.C. na 1730 begon te ver
zwakken, maakte een Zeeuwse handels
compagnie gebruik van de gelegenheid
zich op het terrein van de slavenhandel
te begeven. Haar naam: de „Middel-
burgsche Commercie Compagnie (MCC).
Deze handelscompagnie werd in 1720
op initiatief van een aantal vooraan
staande Middelburgse kooplieden opge
richt. Deze kooplieden hadden grote ka
pitalen verdiend met de kaapvaart tij
dens de Negenjarige Oorlog (1688-1697)
en met name gedurende de Spaanse Suc
cessie-Oorlog (1701-1714). De Staten-
Generaal hadden reeds op het eind van
de Negenjarige Oorlog de kaapvaart
aangemoedigd. De gunstige resultaten
die hieruit voortvloeiden brachten de
Staten-Generaal ertoe tijdens de Spaan
se Successie-Oorlog nogmaals hetzelfde
middel toe te passen. Zij rekende de
liefhebbers zelfs voor dat het kapen
van een schip, uitgerust met 40 stukken
geschut en bemand met 220 koppen,
f 42.900.aan premies zou opleveren.
De resultaten waren enorm. In 1705
verdubbelden de Staten-Generaal de
premie, waardoor de animo van de
Zeeuwen voor de kaapvaart nog meer
aangemoedigd werd. In vier jaar rustten
Middelburg en Vlissingen samen 74
schepen uit, totaal bemand met 11.747
koppen en voorzien van 1722 stukken
geschut. In 1707 werd te Middelburg
630.000 gulden omgezet in veroverde
koopwaar. Door de grote winsten, re
sultaat van de kaapvaart, hadden
Zeeuwse handelslieden de koophandel
verwaarloosd. De vergaarde geldsom
men vonden na de Vrede van Utrecht
(1713) geen onmiddellijke bestemming
in de verwaarloosde handel. Daarom
zochten deze kooplieden, waaronder zich
de meest succesvolle kaapvaarders be
vonden, naar mogelijkheden om deze
kapitalen te beleggen. Vandaar dat het
doel van de oprichting van de M.C.C.
luidde: „Het bevorderen van de koop
handel en de zeevaart, ten voordele
van de ingezetenen van de stad Middel
burg".
Op 13 juli 1720 keurde het Middel
burgse stadsbestuur de oprichting van
de Commercie Compagnie goed. Op de
zelfde dag maakte de stadsregering ook
het voorlopig bestuur van de M.C.C.
bekend. Als afgevaardigden uit het
stadsbestuur werden aangewezen: W.
Citters, H. van der Putte en C. Coen-
raats. Namens de kooplieden: H. Chris-
tiaansen en P. de la Rue. Deze heren
werden als voorlopige bestuurders be
last met het toezicht op de kapitaalin
schrijving. Uit de intekenlijst van de
gestorte kapitalen blijkt, dat voor de
nieuwe Middelburgse onderneming gro
te belangstelling bestond. Het is veel
zeggend, dat het merendeel der inteke
naars woonachtig was in Middelburg.
Onder de intekenaars bevonden zich
ook vele reders die met groot succes de
kaapvaart hadden beoefend. Pieter de
la Rue, één van de bekendste kaapvaar
ders, was met f 174.000.de hoogste in
schrijver. Hij werd later één van de di
recteuren van de Commercie Compagnie.
Het maatschappelijk kapitaal van de
M.C.C. bedroeg 229.145 ponden Vlaams
of f 1.374.870.—.
De hoofdparticipanten, de belangrijk
ste aandeelhouders, benoemden acht di
recteuren. Zij vormden het dagelijks be
stuur van de Commercie Compagnie.
Tot 1730 was er weinig aanleiding te
veronderstellen, dat de M.C.C. zich zou
ontwikkelen tot een slavencompagnie.
Tussen 1720 en 1730 richtte haar activi
teiten zich op diverse gebieden. Zo zond
de Commercie Compagnie de op haar
eigen werf gebouwde schepen naar Bal-
tische en Franse havens. Later af en
toe ook naar West-Afrika en West-In-
dië.
Na 1730 verandert dit beeld. In augus
tus van dat jaar stelde de W.I.C. de sla
venhandel open voor derden tegen be
taling van belasting, zogenaamde re
cognitie. Daarmee kwam een eind aan
de monopoliepositie van de W.I.C. aan
gaande de slavenhandel. Het bestuur van
de M.C.C. speelde vrijwel direct op
deze nieuwe situatie in. Reeds in no
vember 1730 besloten de directeuren
enkele schepen te laten bouwen voor de
slavenvaart op de kust van Afrika. In
1732 vertrok het eerste slavenschip van
de M.C.C., „Het Hof van Zeeland" via
Afrika naar West-Indië. Tot 1803 reedde
de M.C.C. in totaal 296 schepen uit,
waarvan 113 slavenreizen. De door de
M.C.C. ondernomen slavenreizen waren
allemaal driehoeksreizen. Een driehoeks-
reis hield in dat Commercie Compagnie
schepen met ruilgoederen aan boord
vanuit Middelburg naar West-Afrika
vertrokken. Op de Westafrikaanse kust
werden slaven „ingekocht" met behulp
van de meegenomen ruilprodukten, het
zogenaamde cargazoen. Daarna zeilden
de slavenschepen over de Atlantische
Oceaan naar het Caraïbische gebied,
waar de slaven werden verkocht. Uit de
opbrengst van deze verkoop kocht men
meestal suiker en koffie. Tenslotte
keerden de schepen naar Middelburg
terug. Door de verhoudingsgewijs grote
aantal driehoeksreizen was de M.C.C.
de belangrijkste Nederlandse slavenre-
derij van de achttiende eeuw.
Het archief van de M.C.C. is praktisch
geheel bewaard gebleven. Daardoor is
het mogelijk bijna alle slavenreizen van
de M.C.C. in grote lijnen te reconstru
eren. De bedoeling van dit artikel is de
uitrusting, het verloop en het financiële
resultaat van één slavenreis, namelijk
van „De Africaense Galeij" te belichten.
Voorbereiding en uitreding
van „De Africaense Galleij".
Op 22 augustus 1749 kwam het slaven-
contract voor „De Africaense Galleij" tot
stand. Het werd gesloten tussen een
groep Surinaamse planters en Jacob
Sappius. De Amsterdammer Sappius was
handelsagent namens de M.C.C. Hij
trad bij de afsluiting van het slavencon-
tract op als gevolmachtigde van de di
recteuren van de M.C.C. De wijze waar
op de directie over voornoemde slaven-
overeenkomst had onderhandeld, werd
sterk bepaald door de opgedane ervaring
van de eerste slavenreis door de Com
mercie Compagnie. Deze slaventocht met
haar schip „Het Hof van Zeeland" had
de M.C.C. verlies opgeleverd. Het ver
lies werd mede veroorzaakt door het
besluit van de Middelburgse directie om
„Het Hof van Zeieand" uit te laten va
ren op basis van „eigen risico". Dit be
tekende dat de M.C.C. deze slaventocht
17