„De Africaense Galeij" zou suiker en
koffie van de Surinaamse planters op
hun kosten naar de Republiek versche
pen. Beide partijen kwamen overeen,
dat elk in het contract genoemde plan
ter, voor iedere twee slaven die door de
M.C.C. geleverd zou worden, drie ox-
hoofden, vaten met elk een inhoud van
232 liter, suiker of koffie zou brengen
voor de retourvracht.
Bij de uitrusting van een slavenschip
kwam heel wat kijken. Zodra besloten
was op contract een slavenreis te onder
nemen, was de eerste daad daartoe een
schip aan te wijzen. De zorg hiervoor
berustte bij de „Heren van de Equipage",
één van de kleine commissies waarin het
college van directeuren opgedeeld was.
De Heren besloten hun schip „De Afri
caense Galeij" te gebruiken. „De Afri
caense Galelij" was een fregatschip. Zij
was in 1732 in eigen beheer gebouwd
door de M.C.C. op haar werf te Middel
burg. Dit scheepsmodel behoorde door
haar bouw tot de snellere schepen, maar
kon relatief minder lading vervoeren
dan andere scheepstypen uit die tijd.
De M.C.C.-directie toonde grote voor
keur voor dit scheepstype. De meeste
slavenreizen werden namelijk onderno
men met fregatschepen.
Het bijzondere reisdoel van „De Afri
caense Galeij", namelijk de inkoop van
Afrikaanse slaven voor Surinaamse
planters, bracht met zich mee dat de
scheepslading op de heenreis tweeledig
was: levensmiddelen voor de beman
ning en (later) voor de negerslaven.
Daarnaast moesten er goederen worden
meegenomen die in Afrika tegen slaven
werden geruild: het cargazoeen. De sa
menstelling van de levensmiddelen en
van de cargazoengoederen werd ver
zorgd door de „Heren van de Equipage".
De aanbesteding van deze goederen
ging als volgt in zijn werk. De benodig
de handelswaar en de leveringsvoor
waarden werden door de Heren in Mid
delburg bekend gemaakt via „plakkaten
van aanbesteding", aanplakbiljetten.
Op 29 augustus 1740 vond de aanbe
steding van proviand en cargazoen
goederen voor de „Africaense Galeij"
plaats. In de daaropvolgende weken
brachten Middelburgse leveranciers, die
proviand of handelswaar wilden leveren,
monsters daarvan naar het „Commer-
ciehuis agter de balance". Daar hadden
de „Heren van Equipage" hun kantoor
en beoordeelden ze de monsters en de
prijzen van de gevraagde goederen.
Nadat de Heren, op basis van de aan
geboden monsters en prijsopgaven, een
keuze hadden gemaakt, gaven zij de des
betreffende leverancier opdracht de goe
deren te leveren. De aflevering moest
binnen drie weken gebeuren. De goe
deren dienden bezorgd te worden bij
het „Commerciehuis". De „Heren van
de Equipage" bestelden voor de beman
ningsleden van „De Africaense Galeij"
5000 pond brood, 180 zakken gort, 1700
pond spek en 1600 pond stokvis. Verder
werden nog erwten, bonen, zout, jene
ver en brandewijn gekocht. De totale
waarde van de ruillading van „De Afri
caense Galeij" waarmee op de Afrikaan
se kust slaven werden gekocht, bedroeg
33.900,De gemiddelde cargazoen-
waarde van andere slavenschepen van
de M.C.C. lag tussen de f 25.000.en
f 60.000.—.
De ruilgoederen die „De Africaense
Galeij" in Middelburg inlaadde, bestond
voor 21°/o uit verschillende soorten tex
tiel, voor 19°/o uit buskruit, voor 11,5%
uit geweren en voor 19% uit alcoholische
dranken. De categorie diversen (15%)
bevatte de rest, waaronder kralen en
spiegels, maar ook nuttige gebruiksvoor
werpen zoals kannen, potten en diverse
soorten ijzerwaren. De onkosten van
het cargazoen waren vrij hoog: f 5472.
(16%) Hieronder vielen bijvoorbeeld de
gemaakte kosten voor de aanbesteding
van de ruilgoederen. De cargazoenlijst
van „De Africaense Galeij" laat zien dat
het wijdverspreide fabeltje dat slaven
tegen kralen en spiegels werden geruild
absoluut onjuist is. Textielwaren, wa
pens en buskruit vormden niet alleen
in aantal en soort, maar ook naar waar
de de voornaamste ruilgoederen op de
Afrikaanse kust.
De „Heren van de Equipage" waren
ook belast met het in dienst nemen van
de bemanning voor de schepen van de
M.C.C. Het aanmonsteren van de op
varenden voor „De Africaense Galeij"
verlliep in hoofdzaak op twee manieren.
Ten eerste kwamen bemanningsleden,,
meestal officieren, vaak zelf hun dien
sten aanbieden in de vergaderingen van
de directeuren. Zo bood Pieter Vende
vijle uit Vlissingen in de directieverga
dering van 12 juli 1740 zijn dienten als
kapitein op „De Africaense Galeij" aan.
Hij werd in deze functie door de Heren
ook aangenomen.
Ruim een maand later, op 16 augustus
1740, werd op dezelfde wijze het meren
deel van de opperofficieren aangesteld,
waaronder Gidion du Pree als opper
stuurman. De overige opvarenden wer
den aangeworven door middel van
trommelslag.Op 17 september lieten de
directeuren in Middelburg en Vlissingen
een trommelaar rondgaan. Deze trom
melaar deelde de bevolking mede, dat
de M.C.C. bemanningsleden nodig had
voor haar schip „De Africaense Galeij".
Welke bemannningsleden had de Com
mercie Compagnie nodig op een schip
als „De Africaense Galeij"? In de eerste
plaats waren er vier opperofficieren: de
kapitein, de opper- en onderstuurman en
de derde stuurman. Verder zeven onder
officieren: de eerste en tweede scheeps
dokter, de timmerman, de smid, de kok,
de kuiper en de zeilmaker. De overige
bemanning werd aangeduid als „het
volk". Hieronder bevonden zich dertien
matrozen en vier lilchtmatrozen. Het
aantal bemanningsledend van „De A-
fricaense Galeij" bedroeg 28 koppen. De
beloningsongelijkheid onder de beman
ning was groot. Kapitein Vendevijle ont
ving als gage f 60.per maand, matroos
Smit f 8.Behalve een, naar verhou
ding, goed loon genoten de officieren
ook nog vrij hoge emolumenten. De op
per- en onderofficieren van „De Afri-
case Gaeij" kregen 10% „recognitie".
Daarmee werd aangegeven dat zij na
terugkeer in Middelburg aanspraak kon
den maken op 10% van de waarde van
de naar Afrika meegenomen ruilgoe
deren. Deze toeslag varieerde naar ge
lang van de functie van de officieren
van f 825.- (voor de kapitein) tot f 27.50
(voor de zeilmaker). De matrozen van
„De Africaense Galeij" mochten gedu
rende de reis tot een bedrag van f 75.
voor eigen rekening verhandelen.
Het laatste punt van de uitrusting van
„De Africaense Galeij" betrof het af-
De plaatsen, die „De Africaense Galeij" gedurende de periode 29 november 1740
14 mei 1741 langs de Westafrikaanse kust aandeed.
1. Caap Monté. 2. Caap Musevado. 3. Rio Junco. 4. Kleijn Sestro.
5. Caap Palmas. 6. Caap Lahoe. 7. Axim. 8. Fort Sikkoude. 9. Elmina.
19