(worden) schaamteloos buiten verband
gebracht. Geen weldenkend mens kan
dit nu meer goed praten". (Prof. St. Ax-
ters O.P.).
Een ander oordeel: het is „een klassiek
strijdschrift voor geloofsvrijheid dat
staat als een mijlpaal in de geschiedenis
van ons proza en volk". (Kalff) en een
ander: „een klassiek meesterwerk der
satirieke letterkunde" (Romein).
Was hij intussen ook nog de dichter
geweest van het Wilhelmus, die Neder
landse Marseillaise der reformatie?
Het valt niet met zekerheid na te gaan
Dus ook het tegendeel is niet aan te
tonen.
Volstaan we in deze context met op te
merken dat wij een onvergelijkbaar
volkslied hebben dat inderdaad VOLKS
LIED is.
Filips van Marnix is niet erg lang in
Bremen gebleven: elders rust....
Dit beperkt bestek staat niet toe om
van jaar tot jaar de ontwikkelingen van
de opstand te volgen. (Hoe boeiend ook).
Wij volgen Marnix, die zich in 1569 in
dienst stelde van de Lutherse Paltsgraaf
Frederik III. Hij was een zeer bruikbaar
man aan welk hof dan ook. Toch heeft
zijn werk daar maar kort geduurd. Al
na twee jaar komt er een beslissende
wending in zijn leven: Willem van O-
ranje had hem, de betrouwbare vriend
(Breda!) van zijn toegewijde broer Lo-
dewijk, hard nodig als Public Relation
Officer, propagandist, publicist, penne-
en woordvoerder. U mag het noemen zo
u wenst. Oranje wilde zich richten tot
de Nederlandse gewesten. Tot een volk
met zeer veel analfabeten waar „bood
schappen" gingen van mond tot mond.
Een volk dat geen kranten kende. Waar
uiteraard geen radio of T.V. was en waar
het gedrukte woord de brandstof was
voor het „lopende vuurtje".
Oranje's rechterhand.
Nog eens twee jaar later zien we Fi
lips van Marnix als goeverneur van (o.a.)
Rotterdam. Voor de verdediging van de
stad versterkt hij de Maaslandssluis en
valt bij een schermutseling in Spaanse
handen (nov. '73).
Wat een geluk, schreef de Prins aan
Lodewijk, dat Marnix op dat ogenblik
geen code bij zich had voor het geheim
schrift waarvan men zich moest bedie
nen. (Het krioelde van de spionnen).
Anders zou de hele correspondentie van
de Prins stopgezet moeten worden, want
Marnix had en was de sleutel tot alles.
Marnix zelf wacht de kerker en, naar
hij stellig vermoedt, een wisse dood. Hij
bereidt zich voor op zijn terechtstelling
en intussen berijmt en vertaalt hij ook
nog de psalmen.
Hij wordt niet om het leven ge
bracht. Hij heeft geluk.
Alva's opvolger, Requesens, wil wel
met Oranje tot een vergelijk komen om
dat Oranje niet alleen veld wint, maar
ook steden. En Requesens herinnert zich
dat hij de beschikking heeft over een
unieke onderhandelaar: Marnix. Hij
wordt, op erewoord, gedurende een
week vrij gelaten in welke priode hij
moet proberen Oranje te bewegen een
overeenkomst aan te gaan met de land
voogd.
Marnix bewilligt daar in, maar stelt
wél enkele punten op:
1. Vrijheid van godsdienst voor
de hervormden (zoals hijzelf dat
had aangeboden aan de R.K. te
Haarlem toen hij er (vóór het
beleg dus) namens de Prins de
stadsregering wijzigde de
„wet verzette").
2. Zij zullen óók het land mogen
verlaten. Maar wél met mede-
nemen van geld en goed. (Hij
wist wat het was een berooid
balling te zijn).
3. Daarop zal Oranje de wapens
neerleggen.
Zo komt hij bij de Prins.
Maar noch de Prins, noch de Staten
laten zich verleiden. Zij weten maar al
te goed wat het woord van een Katholiek
waard is nadat het Concilie van Kon-
stanz heeft gesteld dat het woord, aan
een ketter gegeven, niet geldt en gebro
ken mag worden. Ze weten maar al te
goed hoe de plechtige beloften aan de
Hugenoten gedaan door de Roomsen
volslagen waardeloos gebleken waren en
hoe de verschrikkelijke slachting van de
Bartholomeusnacht, de Bloedbruiloft van
Parijs, er het gevolg van was. Ketters
mochten belogen en bedrogen worden.
Zo had Marnix' missie geen resultaat.
Getrouw aan zijn eed keerde hij naar
Antwerpen, naar zijn kerker, terug.
Maar zijn geluk wijkt niet.
Na elf maanden, in oktober 1574, wordt
hij andermaal uit zijn oei gehaald om
uitgewisseld te worden tegen een voor
aanstaand Spaans veldheer, Mondragon,
die bij de inname van Middelburg O-
ranje in handen was gevallen.
Diplomaat.
De opstandelingen, dat „machtige
hoopje", gelooft (nog lang) niet in eigen
kunnen. Enkele jaren lang zien we hoe
de Prins en de Staten, vrijwel overal in
Europa, de souvereiniteit van „Holland"
aanbieden. In Oostenrijk, Polen, Enge
land, Frankrijk, bij Duitse vorsten. Het
zijn de jaren waarin Marnix zich een
begaafd diplomaat betoont. We vinden
hem „overal". Bij Elizabeth van Enge
land. bij de Pacificatie van Gent (waar,
naar de geniale conceptie van Oranje,
het fundament werd gelegd om het im
posante rijk van Bourgondië weer ge
stalte te geven), te Brussel, Artois,
Worms, waar Marnix hulp voor de
Goede Zaak zoekend de Rijksdag op
meesterlijke wijze toespreekt en de Op
stand (overigens zonder succes) als de
kundigste geleerde in het staatsrecht
rechtvaardigt en verdedigt.
Hij is in de Palts (troepen alsjeblieft!),
dan weer op een bijeenkomst van de
lastige Calvinisten te Gent, waar de
schreeuwerige Peter Daten Datheen)
star en hardhandig tracht de Rooms-
Katholieken op een zijspoor te zetten.
Maar waar Marnix, naar de trant van
Oranje, aanspoort tot gematigdheid en
verdraagzaamheid. Samen met Willem
bereikt hij een (broze) Religievrede als
hij voor de derde keer in het steeds
dwarse Gent optreedt.
Marnix is in Artois, in Henegouwen,
bij de Unie van Atrecht, in Keulen waar
hij de geduchte veldheer Parma ontmoet.
En intussen schrijft hij nog een „ant
woord" op een schotschrift tegen Oranje:
„Response a un libelle fameux contre
Mgr. Ie Prince d'Orange (Antwerpen
1579), waarin hij zijn vriend en mede
stander schitterend verdedigde".
Onderwijl had hij, tussen ziin reizen
door, in Frankrijk nog onderhandeld met
Charlotte de Bourbon. Nu wordt er van
de Nederlanden uit weer getracht, tot
steun van de Goede Zaak, banden aan
te knopen in Frankrijk. Het lukt niet
meteen.
Maar wat wél gelukt is, dat hij Char
lotte naar Holland voert als de bruid
van Oranje.
Als Marnix weer naar Frankrijk gaat
is het om de souvereiniteit dezer gewes
ten aan te bieden aan de hertog van An-
.jou, de frivole en vrij onbeduidende
broer van de Franse koning (want op
diens bijstand wordt feitelijk gemikt)
en hij weet (1580) met Anjou te Bor
deaux een verdrag te sluiten.
De eerzuchtige Anjou toeft te komen.
Hij gaat eerst naar Engeland. Nu hij
straks souverein der Nederlanden zal
zijn, zal hij, naar hij hoopt, wel indruk
maken op de ongetrouwde Elisabeth van
Engeland die hij graag als bruid wil
werven.
Die toeleg vlot niet erg en Marnix
wordt, vanwege al dat talmen en dralen
naar Engeland gestuurd om Anjou in de
Nederlanden te krijgen. Op 1 februari
1582 komt deze dan eindelijk in Vlis-
singen aan.
Sindsdien is Marnix in de metropool
Antwerpen dat niet formeel maar wel
daadwerkelijk de hoofdstad der Neder
landen is en waar ook Anjou en Oranje
resideren.
Op een haar na schiet Oranje er het
leven bij in vanwege een sluipmoord.
Filips van Spanje had een grote prijs
op zijn hoofd gezet. Was het daarom dat
de aanslag was gepleegd? Of zat Anjou
er achter die een concurrent wilde eli
mineren? Marnix leidt het onderzoek.
Hij was bij de aanslag ook aanwezig
geweest. Anjou blijkt (hier nog) vrijuit
te gaan, maar het jaar daarop ('83) pleegt
Anjou een verraderlijke overval op
Antwerpen: hij wil onbeperkt alleen
heerser zijn en de Raad van State
waarvan ook Marnix deel uit maakt
wordt ontbonden.
Nooit eerder was er verschil van me
ning gebleken tussen de Prins en zijn
minister-vriend Marnix. Nu wel. Willem
wilde Anjou niet afvallen (en politiek
kón hij dat ook niet bijstand van de
koning van Frankrijk!) maar Marnix
hield het voor gezien en nam ontslag en
als ambteloos burger trok hij zich terug
op zijn kasteel in West-Souburg. Hij
schrijft daar Response d'un bon Patriote
de titel spreekt voorzichzelfhij her
ziet en verbetert zijn psalmberijming en
houdt zich onledig met tuinieren.
Burgemeester van Antwerpen.
De landvoogd Parma was voor de Ne-
Gedenkpenning ter eere van Marnix van Srnte-Aldegonde (1580).
8