Het gehucht Anna Jacoba anno 1984.
SU PHILIPSLAND. Molenzkht.
bleek om het watergeweld te kunnen
weerstaan. Een snelle opslibbing en verlan
ding van het Slaak was er het gevolg van.
Op het eind van de vorige eeuw kreeg de Rot
terdamse Tramweg Maatschappij toestem
ming voor een tramverbinding
Steenbergen - Brouwershaven en een veer
dienst Anna Jaeobapolder - Zijpe. Zodoen
de werd ook St.Philipsland uit zijn isolement
verlost.
Het dorp en zijn bewoners.
In zijn aardrijkskundig woordenboek be
schrijft Van der Aa in 1846 het dorp St. Phi-
lipsland als volgt. Het dorp is redelijk groot
en bestaat uit een rechte brede dorpsstraat
met veel goede huizen bewoond en met bo
men beplant. Behalve deze onbestrate weg
loopt er nog een bebouwde achterweg even
wijdig daaraan. Het gehele eiland telde 96
huizen, waaronder 11 grote boerderijen, be
woond door een bevolking van ruim 660
inwoners.
Nadat in 1847 de Anna Jaeobapolder was
bedijkt, ontstond bij het overzetveer naar
Zijpe een kleine nederzetting. Zowel bij het
dorp St. Philipsland als bij het gehucht An
na Jaeobapolder werd een kleine landbouw-
haven aangelegd. Bij de haven van St. Phi
lipsland staat sinds jaar en dag de korenmo
len De Hoop. Het is een houten achtkanti
ge grondzeiler, die vermoedelijk al dateert
uit de 17e eeuw en een van de oudste exem
plaren die Zeeland nog rijk is. Vroeger was
in deze molen de volgende ontboezeming te
lezen:
lk sta hier op den berg, wat kan ik
meerder wenschen,
dan Zegen van den Heer en
neering voor de menschen.
Vanouds is de landbouw op het eiland de
voornaamste bron van bestaan geweest. Ook
een aantal schippers heeft er zijn domicilie.
Fliplandse mosselen waren vroeger beroemd
om hun kwaliteit. Toch waren er op St. Phi
lipsland geen mosselvissers. Die kwamen uit
Bruinisse en Tholen, maar visten in de Krab-
bekreek, de Mosselkreek, de Bruintjeskreek
en in het Slaak.
Op het eiland destijds veel voorkomende
namen waren Faasse, Den Braber, Van Dij-
ke, Kempeneers, Neele, Quist, Van den
Reest, Reijngoudt, Verwijs, Giljam en Wa-
gemaker. Het ligt voor de hand dat het me
rendeel van de mensen, dat zich kort na de
bedijking in 1645 op het eiland vestigde, af
komstig was van het eiland Tholen. Dat ei
land lag immers dicht bij en ook de eerste
veerverbindingen ontstonden tussen beide
eilanden.
Vanouds is de landbouw op het eiland de
voornaamste bron van bestaan geweest. Ook
een aantal schippers heeft er zijn domicilie.
Fliplandse mosselen waren vroeger beroemd
om hun kwaliteit. Toch waren er op St. Phi
lipsland geen mosselvissers. Die kwamen uit
Bruinisse en Tholen, maar visten in de Krab-
bekreek, de Mosselkreek, de Bruintjeskreek
en in het Slaak.
Op het eiland destijds veel voorkomende
namen waren Faasse, Den Braber, Van Dij-
ke, Kempeneers, Neele, Quist, Van den
Reest, Reijngoudt, Verwijs, Giljam en Wa-
gemaker. Het ligt voor de hand dat het me
rendeel van de mensen, dat zich kort na de
bedijking in 1645 op het eiland vestigde, af
komstig was van het eiland Tholen. Dat ei
land lag immers dicht bij en ook de eerste
veerverbindingen ontstonden tussen beide
eilanden.
Namen als Faasse, Quist en Giljam zijn
in ieder geval van Thoolse herkomst. Maar
ook mensen uit Schouwen-Duiveland moe
ten zich op St. Philipsland hebben gevestigd.
Daarop wijzen namen als Van der Reest en
Wagemaker. Tenslotte waren er ook fami
lies uit Noord-Brabant, die naar St. Philips
land trokken, waarbij we kunnen denken
aan namen als Den Braber, (Den Braban
der), Kempeneers (afkomstig uit de Kempen)
en Hooglander (afkomstig van het hoge
land).
Vooruitgang in de 20ste eeuw.
Na de aanleg van de Slaakdam slibde het
Slaak met zijn omgeving zo snel op, dat
reeds in 1907 begonnen kon worden met de
bedijking van dat gebied. Zodoende ont
stond de Prins Hendrikpolder en bleef de
Slaakdam nog slechts aan de zuidzijde wa
tt