U vindt zo'n boekje misschien niet zo
geweldig?
Och, - neen. Schijnbaar is het dat ook
niet. Hebt u er misschien wat vluchtig over
heen gelezen?
U mag het zelf wel even praktisch nagaan.
Geen rekenmachientje of computertje
dus.
Wilt u even de uitkomst geven van de rente
als die zeven één achtste ten honderd be
draagt over de som van vierduizend vijfhon
derd zesenzeventig Pond Vlaams en vier en
dertig schellingen over een periode van 127
dagen?
U mag weten dan 1£ Vlaams 6 gulden is
en een schelling 30 cent.
Bent u al aan het cijferen geslagen?
U begint nu? Mooi. Succes!
Ho, ho...!
Wat doet u daar?
U mag geen tiendelige breuken toepassen!
Geen cijfers achter de komma. Wat is dat
nu?
Want... die waren nog niet uitgevonden!
Het bedenken daarvan moest nog komen.
Wie het dan bedacht heeft?
Het gebruik ervan gaat terug op ene Si
mon Stevin die de notatie voor de decimale
breuken bedacht en invoerde.
Eerlijk, - dan zit je toch even raar te kij
ken en zie je hoe verschrikkelijk handig het
- zeker dan - is als je een rente-tabel op
je tafel hebt liggen.
Als hij met iets bezig was had het zijn volle
aandacht, staat hier ergens boven.
Ook dat omslachtige gecijfer moet Stevin
geïntrigeerd hebben.
Hij wijdt er een studie aan en schrijft er
een boekje over: DE THIEND (1584). De
tiendelige breuken doen hun intocht bij de
wetenschappers eerst, daarna bij zeer, zeer
velen, bij allen.
Leve de komma!
Stille maat, een toontje lager. Zó snel ging
dat niet in zijn werk. Het systeem dat hij be
dacht kende, in een cirkeltje boven het cij
fer, de aanduiding van tienden, honderden
enz. Later kwam de komma (in Engeland de
half-hoge punt).
Een doender.
Inderdaad, Stevin was een Doender. Tus
sen het verschijnen van de twee genoemde
werkjes zagen nog drie andere het licht.
Zijn tweede publicatie was PROBLEMA-
TA GEOMETRICA (1583, hetzelfde jaar
dat hij zich liet inschrijven aan de Leidse uni
versiteit) en D1ALECTIKA OF BEWIJS-
KONST (ook 1584) en als derde kwam nog,
(ook in hetzelfde jaar 1984) L' ARITHMÉ-
T1QUE. Niet gek voor een tweedejaars
student.
Het valt buiten het bestek van dit opstel
om de vele publicaties van Stevin op de voet
te volgen, noch om op hun inhoud in te
gaan. Voor het eerste verwijzen we naar het
kadertje „Wat Stevin schreef", voor het
laatste naar het lijstje geraadpleegde lectuur
- hieronder - waarvan 1 en 7 gedetailleer
de informatie geven aan geïnteresseerden.
Aanbevolen!
24
Was hij ook Europees vermaard?
Ja, en neen.
Neen, omdat hij alleen in de eerste jaren
van zijn arbeidzaam leven een enkele keer
in het Latijn schreef (11) - de taal der ge
leerden - en later nog wel eens in het Frans
(V en VIII), maar zich bijna halsstarrig aan
het Duytsch hield. Aan onze moedertaal dus,
waarvoor hij een bijna gepassioneerde voor
liefde had. Zo zeer zelfs dat hij (hoe onhoud
baar dat ook ware of zij) poneerde dat er
geen andere taal bestond die er zich zo zeer
toe leende om heldere uitleg en toelichting
te geven, verklaring of bewijs te leveren, dan
uitgerekend ons Duytsch.
Bekend in Europa?
Een bijzonderheidje voor de liefhebber
van (oude) Engelse literatuur: in de realistische
roman Tristram Shandy van Laurence Sterne
(1713- '68) blijkt de fleurige figuur van Uncle
Toby een vereerder van Simon Stevin te zijn.
Werden zijn boeken dan niet vertaald? Ja
wel (XI). Maar zijn publicaties in het Neder
lands moeten toch sterk remmend gewerkt
hebben op zijn bekendheid in de kring van
Europese wetenschapbeoefenaars.
Zo zeer zelfs, dat zijn proeven en vindin
gen in het vergeetboek bleken te geraken om,
vele jaren later, door anderen te worden na
gedaan! EN DAARBIJ MOEST STEVINS
NAAM WIJKEN VOOR DIE VAN EEN
ANDER.
Voorbeeld:
Als Aristoteles in de Oudheid beweerde
dat de zwaarste lichamen het snelst vallen,
toont Stevin de onjuistheid daarvan vóór
1586 aan, door twee loden kogels de een
tien maal zwaarder dan de andere - gelijk
tijdig van een Delftse toren te laten vallen.
Ze komen te gelijkertijd neer in „één de de-
selve clop op het bord" is plank) (3). De
vader van Hugo de Groot was er getuige van.
Later (1589) doet Galilei in Pisa dezelfde
proef en diens naam wordt met het experi
ment verbonden.
N.B. Met De Groot Sr. werkte Ste
vin geruime tijd samen. Ze hadden -
laten we zeggen - een ingenieurs
bureau voor het ontwerpen (en bou
wen!) van windmolens.
Maurits.
In de kamer van onze Commissaris der
Koningin stond ik plotseling oog in oog met
een portret van Prins Maurits (die ook veel
in Middelburg kwam). Want Maurits en Si
mon waren vrienden! Voordat hun relatie tot
stand kwam was Stevin al lang en breed uit
onze hoofdstad vertrokken.
Er is een geromantiseerde, zeer boeiende
levensbeschrijving van Maurits door Thera
Coppens (6) waarin ze de Stadhouder ma
teloos geboeid laat zijn door een boek van
de wiskundige. Hij had de gave talrijke uit
vindingen toe te passen op de krijgskunde
(blz. 66). En dat was in de barre strijd om
ons volksbestaan uiteraard iets geweldigs
voor de opperbevelhebber van ons leger. La
ter laat de schrijfster Maurits zeggen dat de
jonge Prins Frederik Hendrik „veel in con
tact gebracht moest worden met Stevin, want
die man is een genie op het gebied der we
tenschappelijke oorlogvoering. Zijn ontwer
pen van machines, en de constructie van
vestingen...! En de wijze waarop hij de boek
houding toepast. Ook daarin kan een stra
teeg groot zijn..." (blz. 80).
Na „Nieuwpoort" had de Prins in Leiden
een krijgsschool gesticht. Binnen- en buiten
landse studenten zouden er worden ge
schoold. Simon Stevin stelde een leerplan
op" (blz. 90).
Het door het grote publiek sterk overtrok
ken verhaal van Maurits' zeilwagen (die Ste
vin ontworpen had als een bijzonder leuke
grap zonder enig werkelijk belang), geeft de
autrice de gelegenheid om Maurits te laten
zeggen dat ze gemaakt zijn door „mijn
kwartier-meester generaal Simon Stevin uit
Brugge". En wanneer iemand uit het gezel
schap opmerkt dat dit toch een wonder is,
Iaat zij Maurits de lijfspreuk van Stevin uit
spreken: „WONDER IS GEEN WON
DER" (blz. 95). (Want „ghy breeckt u hooft
met voor wonder te houden daer gheen won
der is") (XI).
Als de Stadhouder de „uitleg" van het
steeds groeiende, welvarende Amsterdam be
ziet wakkerde „zijn vriend" Stevin, die veel
stedebouwkunde op zijn naam had staan,
„zijn interesse voor stadsarchitectuur aan"
(blz. 166).
Kort voor zijn dood bezoekt de 72-jarige
geleerde (blz. 188) de Prins voor het laatst
om hem een boekje ter hand te stellen dat
zojuist van de drukpers gekomen was en dat
handelde over... perspectief en
straalbreking.
Stevin woonde toen in Den Haag
en wel aan de Raamgracht. Later
kwam in de Raamstraat de gemeen
telijke Simon Stevin H.B.S. (in welk
gebouw schrijver dezes korte tijd
een directeursfunctie vervulde).
Astronomie, muziekleer en eb en vloed..
Drie geheel andere gebieden die Stevins in
teresse hebben. Dat hij daarbij niet totaal
vergeten is blijkt uit de naamgeving van de
volkssterrenwacht in het Westbrabantse
Hoeven: Simon Stevin.
Zijn naam ziet u trouwens ook wanneer
u de noordelijke tangent van de autoweg
„ruit om Rotterdam" berijdt: Koninklijke
Wegenbouw Stevin. Trouwens ook in Goes
vindt men Stevin als wegenbouw. Het is
overigens nergens gebleken dat wegenbouw
en Stevin ook maar iets met elkander te ma
ken hebben.
Hij is een der eersten die pleit voor de ver
deling van het octaaf in twaalven. Hij deed
dat niet omdat hij zo muzikaal was,maar
omdat hij de zaak wiskundig benaderde
want muziek is voor hem een intrigerende
zaak met een „verborgen rekenvraagstuk"
(7). Pas eeuwen later zal prof. Fokker zijn
twaalftonig orgel installeren in het Teyler-
museum te Haarlem.