St. Philipsland
in de maalstroom van de tijd
door J. P. van den Broecke.
Oudste geschiedenis.
Vergeleken met de overige delen van Zee
land, is het voormalige eiland St. Philipsland
een betrekkelijk jong bedijkt gebied. Tot
diep in de 15e eeuw was het er nog woest en
ledig, wellicht op een enkele herder na, die
er zijn schapen hoedde. Aan de oostelijke
hoek van Duiveland lagen eertijds de schor
ren en slikken van Rumoirt en Bruinisse.
Reeds in de 14e eeuw werden ze verpacht
voor beweiding met schapen. In het begin
van de 15e eeuw verkocht Willem van Beie
ren de heerlijkheid Duiveland aan zijn rent
meester Claes van Borsele van Brigdamme.
In het jaar 1467 kreeg deze toestemming om
de gronden van Bruinisse te bedijken. Een
jaar daarna is men met het bedijkingswerk
begonnen. De schorren van Rumoirt vielen
echter buiten de bedijking.
In de 17e eeuw splitste de stroom het Kee-
ten zich ter hoogte van Bruinisse in twee tak
ken, die men Wijdaars en Zijpe noemde.
Tussen deze beide stromen ingeklemd, lag
eertijds het schor Rumoirt. Gaan we thans
in gedachten nog even terug naar de 15e
eeuw, dan blijkt dat toen langs het Keeten
nog een viertal opwassen lagen, die achter
eenvolgens Roosenboom, Ruigstoppelen,
Weelde en Graefnisse werden genoemd. Het
gehele gebied waarbinnen deze opwassen la
gen noemde men destijds Betkinsland, of
schoon anderen weer van mening zijn dat
met Betkinsland de opwas Graefnisse wordt
bedoeld.
Bedijking en overstroming.
Op 24 augustus 1486 kregen Anna van
Bourgondië en haar man Adolf van Kleef,
heer van Ravestein oktooi voor de bedijking
van de vier genoemde opwassen. Op 13
maart 1487 werden deze buitengronden in
vier gedeelten ter bedijking uitgegeven. Het
gehele bedijkingswerk was in 1491 voltooid.
Er ontstonden twee bedijkte eilanden die St.
Annaland en St. Philipsland werden
genoemd.
We bepalen ons verder bij laatstgenoemd
eiland. De naam zo lezen we in M. H.
Wilderom: Tussen afsluitdammen en delta-
dijken deel 2 - zou zijn ontleend aan de
martelaar en schutspatroon Sint Philippus.
Omdat de nieuwe polder rondom in het wa
ter lag, zou een bekwame dijkgraaf, bij
gestaan door vijf gezworenen er voor moe
ten zorgen „omme 't voorslandt ende dijc-
kagie te brengen tot eener zeeweere toe en-
de alsoo deugdelick te onderhouden". Alle
goede bedoelingen ten spijt, bleek het nieu
we land toch geen lang leven te zijn
beschoren.
Na de bedijking beleende het kapittel van
St. Salvator te Utrecht in 1491 Anna van
Bourgondië met de novale tienden in het
nieuw bedijkte land. Vermoedelijk stond er
in 1491 reeds een kerk, waar omheen een
dorp ontstond dat vermoedelijk een ringdorp
was. Aanvankelijk werd dat dorp St. Phi-
Iipskerke genoemd.
Geheel door het water omringd, ligt het
voor de hand dat het jong bedijkte land veel
van het water te lijden heeft gehad. In een
rekening over de jaren 1502/3 is er al spra
ke van een inlaag. In 1511 werd de inlaag-
dijk waterkerend. Veel ernstiger was echter
de schade die in 1530 de St. Felixvloed ver
oorzaakte. Gerard Mulert, die in opdracht
van Karei V het geteisterde Zeeland bezocht,
was op 14 december 1530 op St. Philipsland.
Uit zijn rapport over de toestand op dat ei
land blijkt het volgende. Aan de noordzij
de werden 9 tot 10 bressen in de zeedijk be
zichtigd, waar het water in- en uitstroomde.
Aan de zuidzijde was men bezig een stroom-
gat af te sluiten. Onderweg zag men veel ver
woeste huizen. Er zouden twintig mensen
zijn verdronken. Veel kadavers van vee en
bossen graan, die nog niet waren gedorst,
dreven rond. Het gehele eiland was door het
water overstroomd. Aan volledig herstel van
de aangerichte schade is men echter niet toe
gekomen. Toen tijdens een stormvloed in
1532 het eiland opnieuw overstroomde, werd
het verlaten en aan zijn lot overgelaten. Het
zou bijna honderd jaar duren eer men weer
aan bedijking toe was. Op het hierbij afge
drukte gedeelte van een kaart van Chr.
Sgrooten, die uit 1570 dateert, staat St. Phi
lipsland afgebeeld als verdronken land. Van
een dorp valt niets meer waar te nemen, in
tegenstelling tot St. Annaland, dat het wa
tergeweld blijkbaar beter had doorstaan.
In 1620 werd de toen nog verdronken am
bachtsheerlijkheid St. Philipsland uit de boe
del van Maxintiliaan van Bourgondië, mar
kies van Veere, verkocht aan jonkheer Pie-
ter Suijs. In 1620 werd het gebied door de
j
Gedeelte van een kaart, opgenomen door Chr. Sgrooten, 1570
9