SPEKJE VOOR JE BEKJE
Geleden leed.
J. Kousemaker.
Zeg Jan', vroeg mijn vriend Hans Bak, 'jij
kunt aan zout komen, nietwaar?'
Ja', zei ik daarop. 'Niet zonder moeite, we
liswaar. Maar ik zou er aan kunnen komen.
Hoezo?'
De vriendelijke lezer van Z.M. heeft intussen
wellicht wat vreemd opgekeken met in zijn ach
terhoofd de vraag: op welk soort verhaal wor
den we nu getracteerd? Want het is natuurlijk
een vreemd begin met zo'n vreemde vraag: kun
jij aan zout komen?
De tijd waarop de vraag gesteld werd was mid
den december 1944. De plaats van handeling
was Delft. Nu vermoed ik dat er lezers zijn
zeker van de oudere generatie bij wie een
lichtje opgaat. Want, nietwaar, het was de aan
loop tot de beruchte hongerwinter '44 '45.
En, anders dan in Zeeland of de rest van zuid
Nederland, Delft was nog niet bevrijd. En dat
maakt de aanhef wel wat minder vreemd.
Hongerwinter. De Hollanders, afgesneden van
de vrije wereld, onder de onbarmhartige vuist
van de tot ver t rij fel i ng gebrachte Moffen.
Hongerwinter. Met gaarkeuken waar de ver
strekte sloerie voor 93% uit water bestond.
Hongerwinter, waarin een pond hondevet, zo
geel als boterbloemen, een prijs haalde van ne
gentig gulden.
Hongerwinter, waar in de Nieuwe Kerk van
Delft, geschaard voor de graftombe van Wil
lem van Oranje, eens veertig lijken geteld wer
den van slachtoffers van de hongersnood, die
wachtten op de wisseldoodkist (van hout) met
telkens een andere bodem (van karton) om af
gevoerd te worden naar de begraafplaats.
Hongerwinter maakt de vraag of je aan zout
kunt komen minder vreemd. Geen wonder dat
de wedervraag dan luidt: 'Hoe zo?' Want ik
rook vlees.
Het gaat natuurlijk', zei Hans, 'om het zou
ten van vlees'.
Hoe kom jij daar aan?'
Hij vertelde:
Op een morgen, kwarl over negen, toen hij zelf
al naar zijn werk was, werd er bij zijn vrouw
aangebeld.
Het was ijzig koud.
Eén van die beruchte strenge oorlogswinters
met temperaturen (overdag) van min tien (en
's nachts min 16 tot min 20 graden) en straten
die onbegaanbaar waren vanwege de massa's
sneeuw die dag aan dag weer naar beneden
kwamen.
Mevrouw Bak ging kijken wie er was.
Er stond een blozende meneer op de stoep.
Welgedaan. Een beetje hang-wangerig met een
snor als het stuur van een racefiets. Hij droeg
een keurig donkerblauwe ratiné-jas, een witte
sjaal, een zwarte Engelse bolhoed en een uile-
bril met een zwaar frame. In zijn gehand-
schoende linker hand hield hij wat papieren die
hij qttasie raadpleegde.
Annie Bak had geen vermoeden dat ze hem wel
eens eerder gezien had.
-Goede morgen, mevrouw Bak', zei de bezoe
ker. 'Mag ik veronderstellen dat u me nog
kent?'
Langzaam en bedachtzaam schudde ze haar
hoofd.
Er was niet zo erg veel opvallends aan de man.
Vrij fors en tamelijk lang. Niet iemand die je
er in een menigte direct uit zou pikken. Op zijn
formidabele snor na.
Nu misschien? Als ik deze geleende bril
afdoe?
Ze schudde nogmaals ontkennend.
Zou het misschien helpen als ik geen op heb?
Ze werd er niet wijzer van toen de vreemde
ling zijn bolhoed, niet zonder zwier, voor haar
af nam.
Zijn gezicht kwam nu wel wat duidelijker uit.
Er liepen lijnen van zijn neusgaten naar bene
den waar ze teloor gingen in zijn weelderige
snor. Hij had een enkele streep dwars over zijn
voorhoofd. Daardoor dacht Annie Bak dat ze
eerder met een olijkerd te doen had dan met
een diepe denker of een ander ernstig persoon.
Te meer daar hij twinkelende bruine pretoog
jes had die haar blij aankeken vanonder een
paar bossige wenkbrauwen die een Bresjhnev
niet misstaan zouden hebben.
Meneer, ik ken u niet', vond ze haar stem
terug.
Maar mevrouwtje toch! Opeen nacht, vóór
de oorlog, heb ik met uw man en u, samen met
een collega van mij, hier achter in uw keuken,
genoten van uw heerlijke koffie. Weet u dat
niet meer?'
Ze was er na aan toe om de deur weer in het
slot te laten vallen.
Toen met die brand. Een paar jaar geleden.
Weet u nog? Hier achter in de Hubrecht
Pootstraat. Toen hebben uw man en...'
—Och ja', herinnerde ze zich. 'Ja... nu komt
u me niet geheel onbekend voor. Bent tt niet
brigadier bij de politie? De Gaag of zo?'
—Van DER Gaag. Maar dat doet er niet toe.
Alleen, ik ben geen brigadier meer. Naar de
mode van de N.S.B. heet ik nu konstabel. Hebt
u er bezwaar tegen wanneer ik een stapje ver
der kom? Ik wil u en uw man namelijk iets aan
bieden. Iets voorstellen, zal ik maar zeggen. Ik
doe dat liever niet...'
Komt u verder, meneer'.
Van der Gaag stopte zijn snor in zijn jaszak
en kwam binnen.
De konstabel deed uit de doeken dat er in en
om Delft, met werkterrein in Den Haag, Lei
den. Rotterdam, een 'organisatie' werk/aam
was ten gunste van de Nederlanders en lot ver
driet van de Moffen.Bij boeren werden varkesn
geconfiskeerd. Héél correct. Voor ieder gevor
derd varken dat ter plekke werd neergescho
ten kregen de boeren een Schein dat op het ge
meentehuis verzilerd kon worden en de beest
jes werden in een Duitse legerauto geladen.
Geen enkele boer leed schade. Kwam de 'or
ganisatie' op een hoeve dan gebeurde er pre
cies hetzelfde als wanneer er Duitsers kwamen
fourageren.
De mannen van de 'organisatie' droegen Duitse
uniformen en reden in Wehrmachtlrueks. Ze
spraken (als ze als iets zeiden) Duits. Hun
Hauptman schreef de bon uit en ze togen naar
een volgende boerderij.
Is dat niet gevaarlijk?' vroeg een moederlijk-
bezorgde mevrouw Bak.
Ja,... in zekere zin wel'. Het optreden in
Duitse uniformen zou wel niet uitbundig door
de Moffen gewaardeerd worden.
Maar, we zijn voorzichtig. Je moet niet een
erf oprijden, waar op dat moment juist een
troep Duitsers bezig is', stelde Van der Gaag
haar (een beetje) gerust.
En als die jongens gepakt worden?'
Gebeurt dat door Duitsers dan is vuurcon-
tact onvermijdelijk. Hebben we met onze ei
gen politie te doen, dan liggen de zaken anders.
Want we hebben onze voorzorgen genomen,
mevrouw. Het 'misdrijf' zullen we maar zeg
gen is een economisch delict. Dat valt on
der de Nederlandse wet. Het is geen Kriegsver-
brechen. Dan oordelen Nederlandse rechters.
Welnu, Officieren van Justitie, Commissaris
sen van Politie, rechters in alle omringende
kantons, waren onze eerste klanten. De hele zit
tende en staande magistratuur heeft boter op
zijn hoofd. Niemand wil onze jongens bij een
verhoor de duimschroeven aandraaien. Nie
mand wil dat er geklikt of gesproken wordt.
Daar zitten we veilig mee'.
En krijg je dan zo'n varken thuis?' infor
meerde ze, half bekeerd.
Ja, mevrouw, een heel of een half. Keurig
schoon-aan-de-haak. Het is al geslacht. Het
moet alleen nog panklaar gemaakt worden. En
dat gebeurt in uw keuken'.
Hoe gaat dat dan?'
Dal is heel netjes geregeld, mevrouw. U kent
de situering van het Gasthuis, aan de Gracht?'
Mevrouw Bak knikte.
Wat ligt er, aan de parallelle gracht, tegen
o\er de achterkant van hel Gasthuis? Kunt u
daar uit komen?'
Ze dacht even na en zei: 'Van Gend Loos
denk ik'.
Uitstekend! En links van Van Gend Loos'!
Wat is daar?'
De garage van Veelenturf, dacht ik'.
Mevrouw, u bent geslaagd voor Aardrijks
kunde! Alle drie komen ze of zijdelings of ach
terlangs bij elkaar, nietwaar? Te beginnen me
het Gasthuis. Dat heeft, voor auto's natuur
lijk bereikbaar, een lijkenhuis. Auto's moetet
daar kunnen komen voor begrafenissen.
Nu zijn ze alle drie gescheiden door houtet
schuttingen. Het prettige van schuttingen is, da
je hele delen, tussen twee palen, mobiel kun
maken. Je neemt ze zonder veel moeite weg et
hebt dan een pracht van een doorgang. Als he
daar om gaat. En daar gaat het nu juist om
De beestjes worden in het mortuarium geslacht
Als hele of halve ketttjes verdwijnen ze óf naa
Veelenturf óf naar Van Gend Loos. Da
hangt van de bestellijst af.
Kijk. Veelenturf krijgt benzinebonnen, wan
hij heeft een begrafenisauto. Moet er een bessl
10