Bestaande en verdwenen
middeleeuwse gehuchten
op Zuid-Beveland
Inleiding.
Volgens Van Dale berekent het woord ge
hucht een zeker aantal bij elkaar staande hui
zen en hoven, woningen en erven op het plat
teland: een buurtschap, klein dorpje zonder
kerk.
Wie enigszins met de geschiedenis van de
i oormalige Zeeuwse eilanden op de hoogte is,
moet het grote aantal gehuchten zijn opgeval
len dat ooit verspreid lag over het platteland
an Zuid-Beveland. Op een kaart die gevoegd
is bij het bekende boek van Dr. C. Dekker over
de historische geografie van Zuid-Beveland,
staan ze nog allemaal aangegeven. In totaal wa
ren het er 31Een deel er van is in de loop der
jaren verdronken. Een ander deel heeft zich
zelf als het ware opgeheven, doordat de bewo
ners er bij gebrek aan toekomst zijn weggetrok
ken.Zodoende zijn er van de oorspronkelijke
Zuid-Bevelandse gehuchten nog slechts een
klein aantal overgebleven. Van de plaatsen die
thans nog bestaan, wil ik de gehuchten Wisse-
kerke, Sabbinge. Baarsdorp, Sinoutskerke,
Koudorpe, Bakendorp, Eversdijk en Vlake bui
ten beschouwing laten. Ze vormden eertijds ei
gen parochies en beschikten over een eigen
kerk. Het waren dus van oorsprong kerkdorp-
ies en als zodanig vielen ze niet onder het be
grip gehucht. De gehuchten waarover het in dit
artikel gaat, zijn nimmer afzonderlijke paro
chies geweest. Over het algemeen zijn ze al in
een zeer vroege tijd ontstaan, op een enkele uit
zondering na. De meeste nederzettingen ont
stonden op kreekruggen, terwijl enkele gehuch
ten hun ontstaan dankten aan de aanwezigheid
van kleine havens.
Hel onlstaan van bewoningskernen.
Vóór het jaar 1000 was de bewoning op
Zuid-Beveland nog zeer schaars. De veron
derstelling ligt voor de hand dat de eerste pio
niers zich uil een oogpunt van veiligheid heb
ben geves'igd op de hoger gelegen kreekrug
gen. Van daaruit namen ze de aangrenzende
komgrondcomplexen in gebruik, hetzij als wei
degrond voor hun vee, hetzij ten behoeve van
moernering. De moernering werd bedreven zo
wel voor de winning van zout als voor het ver
krijgen van brandstof. Daartoe was het nodig
om eerst de bovengelegen kleilaag opzij te zet
ten, waarna de ondergelegen veenlaag werd
ontgraven en te drogen gezet. Vervolgens werd
de kleilaag weer teruggestort. Als de ontgra-
\en turf voldoende was uitgedroogd, werd het
produkt naar elders afgevoerd.
De afvoer van turf gebeurde via de kreekrug
gen. Naarmate de tijd vorderde, werden op de
kreekruggen eenvoudige weggetjes aangelegd
voor de afvoer van turf en de aanvoer van
levensbehoeften.
Geleidelijk nam de bevolking toe en ontstond
een aantal nederzettingen. Men bouwde ze vaak
op plaatsen, waar wegen samen kwamen of el
kaar kruisten. Een aantal van deze nederzet
tingen wist zich naderhand te ontwikkelen tot
grotere of kleinere dorpen met een eigen kerk
binnen een eigen parochie, terwijl een ander
deel niet verder kwam dan de status van ge
hucht of buurtschap.
In een aantal van deze gehuchten stond een
kapel, die doorgaans door de ambachtsheer
was gesticht. Ze stelden de buurtbewoners in
de gelegenheid om er missen aan te horen, als
gevolg waarvan ze niet meer aangewezen wa
ren op ver afgelegen kerken binnen de paro
chie. Sommige kapellen stonden tussen twee ge
huchten in, zodat de bewoners van beide plaat
sen er gebruik van konden maken.
Inmiddels zijn alle kapellen weer uit het
Zuid-Bevelandse landschap verdwenen. Na de
reformatie waren ze merendeels overbodig ge
worden, terwijl door betere wegverbindingen
het kerkbezoek minder bezwaren opleverde dan
voorheen het geval was.
Nadere bijzonderheden
over Zuid-Bevelandse gehuchten.
Blijkens de gegevens die Dr. Dekker ons in
zijn eerder aangehaalde studie verstrekt, lagen
vroeger op Zuid-Beveland - gaande van west
naar oost - de volgende gehuchten: Graszode,
Risinge, Assenburg, Eindewege, Wiksdorp,
Groe, Abbekinderen, Waanskinderen, Terva-
ten, 's Heer Reilofsdorp, Wijtvliet, Dijkwel,
Westdorp bij Eversdijk, Westdorp bij Schore,
Maalstede, Zwaak, Hovingebuurt, Schoudee,
Yersekendam, Gawege, Koeveringe, Vinkenis-
se, Gobbenoord, Kapeldorp, Groe (Oostwate
ring), Zwartewale, Zeldijk, Polderdam, Micho-
le, Vijfhuizen en L.ooketers. In totaal zijn dat
31 gehuchten, waarvan er in de loop van de tijd
13 zijn verdronken. Het gehucht Oostdijk ont
breekt in deze opsomming, omdat de oor
sprong van dit gehucht met zekerheid niet uit
de middeleeuwen stamt.
Ik bezocht niet alleen alle nu nog bestaande
gehuchten, maar ook de plaatsen waar eens ge
huchten lagen die in de loop der jaren weer ver
dwenen zijn. Van de resultaten van dat speur
werk volgen thans enkele bijzonderheden.
GRASZODE.
De rasechte Zuid-Bevelander neemt niet in
de mond, maar spreekt over 'de Hosvazze'. We
moeten dat plaatsje zoeken in de Oude Kraai-
jertpolder, ten zuidoosten van Lewedorp. Het
bestaat uit een aantal verspreide woningen
langs de Oude Zandweg en aan weerszijden van
een loodrecht daarop gelegen doodlopende
weg.
Graszode ligt binnen een reeds vroeger be
dijkt gebied, maar of het plaatsje zelf van mid
deleeuwse oorsprong is, is aan twijfel onder
hevig. Vermoedelijk vond de eerste bedijking
plaats in de tweede helft van de 13e eeuw. De
ze polder verdronk omstreeks 1375. In het toen
geïnundeerde gebied werd daarna op vrij gro
te schaal veen gestoken ten behoeve van de
zoutwinning. Vroeger noemde men deze bedrij
vigheid Zeinering, vandaar dat het naderhand
bedijkte gebied de Zelnissepolder werd ge
noemd. Deze herdijking vond plaats in 1461,
maar kort daarna kwam het gebied opnieuw
onder water te staan. In 1548 slaagde men er
in de polder nogmaals droog te leggen. Daar
na is de naam Zelnissepolder in het vergeetboek
geraakt en sprak men over de Oude Kraaijert-
polder. De Kraaijert was vroeger een zandplaat
in het gebied tussen Zuid-Beveland en Walche
ren. Bij kartering ter plaatse vond men 13e
eeuwse scherven. Blijkbaar woonden er al men
sen voordat het land werd bedijkt.
25