dwarsprofiel van eertijds vervaagde tot wat het nu nog is. Toen het voormalige kanaalpand eenmaal tot voldoende hoogte was opgeslibd, werd het ook aan Nieuwlandse zijde (in 1829) afgedamd. Ik loods Mart mee de Nieuwlandse dijk over naar het haventje van Nieuwland. Een heerlijk sfeertje. Op de wal een paar boten die door en thousiastelingen worden gerestaureerd. In het water een prachtige hoogaars - zonder over drijving een lust voor het oog - wat jachtjes en enkele voormalige bedrijfsvaartuigen waar van er één kennelijk permanent wordt be woond. En dan, wat terzijden: „bootje beton". Nou ja, „bootje"? Zeg maar gerust „boot"! Geen alledaags materiaal om een boot van te bouwen; bij beton wordt meestal gedacht aan een lorse, grootschalige constructies. Beton is overigens niet nieuw als bouwmateriaal voor een boot. In de grote vijver van Artis in Amsterdam ligt een betonnen roeiboot die al meer dan een eeuw oud is. Duurzaam materi aal is het gebleken dat bovendien redelijk ge makkelijk kan worden verwerkt en daarom sinds kort „herontdekt" is door amateur botenbouwers die voor betrekkelijk weinig geld een groot schip willen. Zoals bij alle wat gro tere schepen zijn spanten bij de constructie on ontbeerlijk, in ieder geval zeker als tijdelijke hulpconstructie; ze verlenen de stijfheid aan de boot. De huid wordt in model gemaakt van... kippegaas, tamelijk fijnmazig. En dan ge schiedt hel betere vakwerk; meestentijds met behulp van één of meer professionele stuca- doors en een schare bereidwillige vrienden - die allemaal de belofte krijgen na voltooiing van het vaartuig te mogen meevaren - wordt de huid van specie aangebracht. Daarna is het een kwestie van geduld; de betonconstructie moet uitharden waarna het kolossale karwei van het afbouwen van het casco en nog later het tuigen van het schip kan beginnen. Er zijn mensen die zo'n klus niet alleen beginnen maar hem nog afmaken ook, soms na jaren ieder weekend, alle vakanties en vele, vele avonden aan hun schip te hebben gewerkt. Het is goed voor te stellen dat die mensen een band heb ben met hun boot, er volkomen verknocht aan Vlissingen, eind 19e eeuw: Gezicht op de eerste binnenhaven. zijn en de boot als lid van het gezin beschou wen. Vriend Mart bewondert de mooie lijnen, de lange doorlopende kiel, de fraaie boeg en de mooie spantvorm. „Je zou er mee de we reld rond kunnen", zie ik hem denken. Even later zégt hij het ook. Mooie gesprekstof levert dit op tijdens het vervolg van het tochtje naar Rammekens. De polders waar we achtereenvolgens door fietsen zijn van steeds jongere datum. Zee-land; letterlijk land ontstaan uit zee, stukje bij stukje op de zee veroverd. Het tracé van het Kanaal van Welsinge is rechts van ons goed in het land schap waar te nemen. Het is een merkwaardig stukje Zeeland waar de weg ons in de nabijheid van Fort Ramme kens brengt. Rechts het oude fort, links de zeer duidelijk aanwezige industrie in het Sloegebied. Niet echt fraai, wel imponerend en in ieder ge val noodzakelijk. Geen welzijn zonder welvaart en waarvan is de welvaart in Nederland meer Vlissingen, eind 19e eeuw: Gezicht op de buitensluis en sluismeesterswoning. afhankelijk dan van de industrie? Vriend Mart en ik brengen als leraar en ambtenaar geen geld in het Staatslaadje; integendeel wij kosten de gemeenschap alleen maar geld. Om kritiek te hebben op de uiterlijke verschijningsvorm van „onze" geldschieters zou dan ook nogal on gepast zijn. Wij wenden hel hoofd naar rechts, naar Fort Rammekens, voor welk bouwwerk we zijn ge komen. Rammekens ligt op een uiterst strate gische plaats aan de Westerschelde. De vaar geul loopt hier vlak onder de oever. Vanaf dit punt kon in vroeger tijden zowel het scheep vaartverkeer over de Westerschelde als dat naar Middelburg - belangrijke stapelplaats in die tijd - worden beheerst. Het strategisch belang werd zo groot geacht, dat ruim vier eeuwen ge leden Maria van Hongarije, zuster van Karei V, en namens hem landvoogdes over de Lage Landen, in 1547 opdracht gaf tot het bouwen van een fort, niet alleen om mogelijke vijan den van buiten te weren, maar veeleer om door machtsvertoon de lust tot opstanden binnen de eigen gewesten reeds bij voorbaat te smoren. Het fort zou de ter plaatse reeds aanwezige ver sterking, het blokhuis te Blanckertshoek, ver vangen. Het belang dat Middelburg had bij het aan te leggen fort wordt gedemonstreerd door het feit, dat de stad 30.000 gulden bijdroeg in de bouwkosten. De toenmalige Spaanse heer ser over onze gewesten was zo beducht voor een landing van vijandelijke troepen op deze - voor een landingsoperatie zo gunstige - plaats op Walcheren, dat de monarch de kosten van kanonnen, munitie en de kosten van de in Rammekens gelegerde militairen voor zijn re kening nam. „Zeeburg" had het fort moeten heten, maar die naam sloeg niet aan; het fort werd „Ram mekens" - in de volksmond „Rammetjes" - genoemd, een oude naam uit die buurt. In de zeventiger jaren van de zestiende eeuw zou het fort een rol van betekenis gaan spelen. De Tachtigjarige Oorlog was enkele jaren aan de gang. Veere en Vlissingen hadden zich in 1572 achter Willem van Oranje geschaard. Middelburg was nog Spaansgezind. Meer door afleiding dan door krijgsverrichtingen wisten de Geuzen op 5 augustus 1573 het fort in han den te krijgen, daarmee de Spanjaarden een il- 15

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1985 | | pagina 15