PAULINAPOLDER
vlugger dan verwacht, werd liet werk opgele
verd en probeerden de werklieden die zomer
bij boeren in de omgeving werk te vinden tij
dens het snijden van de oogst.
door J. A. Meertens
Lange tijd was de Braakman toegankelijk voor de vissersschepen uit Philip
pine en Boeckhoute door twee stroomgeulen: één langs de Nieuw Neuzenpol-
der (1805) en één aan de westkant langs de Paulinapolder (1845).
Na de bedijking van de Braakman (1952) en de Mosselbanken (1979) leek
hel er op, dat Dow Chemical vanuit de Nieuw Neuzenpolder over de bedijkte
Braakman naar de Paulinapolder zou springen. Al in de zestiger jaren waren
er optimistische gedachten aan het provinciaal papier toevertrouwd, waaruit
bleek dal de hele kuststrook van Terneuzen tot Hoofdplaat een aaneengeslo
ten industriegordel zou worden, echter... „Gelukkig", dachten de tegenstan
ders van zo'n ontwikkeling.
De grondaankoop.
Op 1 juni 1844 verkocht notaris C. E. Ver-
mandel uit Sas van Gent in het „Logement van
Zeeland" de domeingronden, beter gezegd: de
schorren langs de Beukelspolder (1803). De to
tale oppervlakte bedroeg 226 ha. Koper werd
de Compagnie-Pussemier uit Assenede voor
95.600.-. De schorren ten noorden van deze
zojuist verkochte gronden, waren in handen
van de erven-Constantinus Bernardus Tho-
maes. Deze erflater, grootgrondbezitter te Bier
vliet, die zich waagde aan speculatieve (schor-
ren)aankopen met het oogmerk die te zijner tijd
te bedijken, maakte met deze transactie grote
naam.
Na zijn overlijden in 1842 sloten zijn erfge
namen, aangevoerd door de zoon Augustinus
Bernardus, burgemeester van Hoofdplaat, op
zijn boerderij een overeenkomst, regelende de
gezamenlijke aanpak van deze bedijking met
de Compagnie-Pussemier. De familie Thomaes
maakte namelijk plannen de haar toekomen
de schorren te bedijken. Beide partijen ver
klaarden op die merkwaardige 2 oktober 1844
een gecombineerde bedijking van twee afzon
derlijke polders voor te staan, gescheiden door
een zogenaamde „Hogeweg": een verhoogde
weg op een dijk.
Als voorbeeld gold de in 1775 bedijkte
Hoofdplaatpolder, die bestuurlijk en wa
terstaatkundig twee zelfstandige delen vorm
de. Mits er van Waterstaat voor de te bedij
ken polders toestemming kwam, zou de situa
tie van beide polders geschieden door de
Hoofdplaatpolder in de Wester-
schelde.
Tijdens de avonduren reisde de Gentse bur
gemeester Constant de Kerckhove de Denterg-
hem en Johannis Francies Pussemier uit Asse
nede, gemachtigden van de Compagnie-
Pussemier, als tevreden onderhandelaars huis
waarts. De indijking, waarvoor in 1840 een Ko
ninklijk Besluit was uitgevaardigd, zou niet
lang meer op zich moeten laten wachten. Over
een jaar al kon het schone schor al in bouw
land zijn veranderd. De vrijdom gedurende 40
jaar van grondlasten en 30 jaar voor de gebou
wen lachte hen reeds toe. Bovendien zouden
ze gedurende 60 jaar een vermindering van re
gistratierecht genieten.
De aanbesteding.
Tijdens de winter van 1844/45 werden de
plannen voor een spoedige aanbesteding van
de te bedijken schorren uitgewerkt. Juridische
adviezen werden ingewonnen bij de IJzendijkse
notaris mr. Isaac Clement Otto Benteijn en de
Middelburgse expert op waterstaatgebied Abra
ham Caland, die ruim 25 jaar tevoren in de
Hoofdplaatpolder die toen zeer bedreigd werd
door dijkvallen en oeverafschuivingen, werd
geraadpleegd voor zijn vakgebied. Met de fa
milie Thomaes heeft Caland zeer waarschijn
lijk gedurende een reeks van jaren correspon
dentie onderhouden.
De gezamenlijke aanbesteding vond in het
vroege voorjaar van 1845 plaats.
Alvorens vooruit te lopen op de latere ont
wikkelingen in „de polder", zoals die vele ja
ren in de volksmond genoemd zou worden, in
april 1845 wordt voor het eerst de naam Pau
linapolder gebruikt, zullen we eerst de sa
menstelling van de compagnie onderzoeken.
Deze bestond uit Johannis Francies Pussemier,
grondeigenaar te Assenede, Constant de Kerck
hove de Denterghem, burgemeester van Gent,
lid van de Orde van Koning Leopold, Charles
Henri de Meulemeester, bankier en grondeige
naar te Gent, Emanuël Puislain van Pottels-
berghe de la Potterie, grondeigenaar te Wet-
teren, Norbert Marie Jacques Eggermont, no
taris en grondeigenaar te Gent en Hypolite Ro-
lin, advocaat en grondeigenaar te Gent. Deze
laatste werd kort daarna Minister van Open
bare Werken. Alle participanten namen voor
een gelijk part deel in de bedijking, namelijk
één-zesde deel.
Deze compagnie is een duidelijk voorbeeld
van de belangstelling, die het Gentse patrici
aat koesterde voor het beleggen van haar ka
pitaal in buitenlandse landbouwgronden.
De bedijking ging niet zonder spanning ge
paard. Medio april 1845 kwam het werkvolk
aan de dijk, dat een nomadisch leven placht
te leiden, in opstand tegen de gebruikelijke te
lage verdiensten. Vanuit IJzendijkeen Breskens
werden marechaussees en militairen naar het
werk gestuurd om de rust te herstellen. Op 24
april 's avonds om 9 uur schreef de IJzendijk
se rentmeester Johannes Franciscus Carpreau
aan zijn landheer te Gent: „Het werkvolk van
Pussemier aan de bedijking te Biervliet is in
opstand gekomen. Militairen en marechaussees
moeten de rust herstellen" (2).
Nadat de sterke hand enige weken in Bier
vliet was ingekwartierd, keerde de rust weer en
Graal'Constant de Kerckhove de Denterghem
Burgemeester 1842- 1854
Lippens Hippolyte, Burgemeester 1882 - 1895
De exploitatie.
Zoals voor de hand liggend was, vonden de
poldervergaderingen in Gent plaats ten huize
van de leden die de Compagnie-Pussemier
vormden. Omdat Johannes Francies in België
woonachtig was en reeds dijkgraaf was van de
aan zee gelegen Albertus- en Sint-Pieterspolder,
kon deze niet als dijkgraaf van de Paulinapol
der voorgedragen worden. De kastelein op dc
enige boerderij, Philip Duchijne, bleek onge
schikt, derhalve werd besloten het beheer van
de polder op te dragen aan de eerder genoem
de notaris Benteijn, die na zijn overlijden in
1868 werd opgevolgd door zijn ambt- en stads
genoot mr. Jacob Frederik Brevet, schoonzoon
van eerstgenoemde. In latere jaren noemde hij
zich niet meer beheerder, maar dijkgraaf van
de Paulinapolder, zonder overigens ingeland
te zijn.
25