Jantje de Prentenknipper
door: R. Willemsen
In de afgelopen jaren is er veel aandacht
besteed aan de werken van Jantje de Prenten
knipper, maar ook aan zijn persoon, waarvan
eigenlijk weinig of niets bekend was. Mogelijk
dat juist daardoor veel mensen zich aangetrok
ken voelden tot deze figuur, die ruim een eeuw
geleden door Zeeland zwierf en een spoor van
zijn knipwerk achterliet.
Zijn werken kunnen wij grofweg verdelen in
de volgende vier categorieën:
a. betrekking hebbend op boerderijen en
buitenplaatsen;
b. gelegenheidswerken;
c. bijbelse onderwerpen;
d. historische gebeurtenissen.
We zullen deze categorieën één voor één
behandelen.
A. Boerderijenprenten.
Op deze platen zien we niet alleen bedrijfs
gebouwen en de woning, maar ook veelal de
werkzaamheden die in de loop van het jaar op
de boerderij en het land werden verricht, waar
door deze prenten een zekere historische waar
de vertegenwoordigen. De prenten worden
meestal gelokaliseerd.
B. Gelegenheidsprenten.
Vooral bij huwelijksjubilea werden deze
prenten veelvuldige cadeau's bij de boe
renstand, maar ook kennen we ze van geboor
te, doop en bruiloften. Deze prenten geven vee
lal de initialen van de personen, aan wie het
werk was opgedragen en een datum (jaartal)
van het heugelijke feit.
C. Bijbelse prenten.
Deze hebben meestal betrekking op een oud
testamentisch onderwerp. De afbeelding wordt
vaak ondersteund met een bijbeltekst en een
verwijzing naar de Heilige Schrift. De afme
tingen zijn meestal kleiner, 4x6 cm, dan de
vorige categorieën.
I). Historische onderwerpen.
Deze groep, die eigenlijk het minst omvang
rijk is, kent onder andere de zeer fraaie lan
ding van de Engelsen op Walcheren (1809) die
in de Schotse Huizen te Veere wordt bewaard.
Omdat ze niet zozeer aan personen gebonden
zijn, vonden ze waarschijnlijk ook minder af-
tre k in de regio, vandaar dat er zo weinig zijn
gemaakt.
Niet knippen.
Zijn bijnaam ,,de Prentenknipper" is in ze
kere zin misleidend, want Jantje trok niet met
een schaar langs wegen en dijken, van boerde
rij naar boerderij, maar met een serie mesjes
en beiteltjes. De prenten zijn zamelijk
„gestoken".
Sommige zijn gekleurd, geverfd en ingete
kend, nadat Jantje ze uitstak en bijvoorbeeld
op een blauw stuk stevig papier plakte om enige
dieptewerking te verkrijgen. De omslag van dit
nummer met „Huis des Verbonds" is daar een
bijzonder fraai voorbeeld van. Jantje moet dan
ook een grote vaardigheid in deze techniek ge
had hebben. Vaak werkte hij de prenten thuis
af, vooral de bijbelse onderwerpen, en verkocht
die voor een paar centen aan zijn klanten.
Er gaan echter ook verhalen van zijn verblijf
op de boerderijen, dat evenredig lang zou ge
duurd hebben met de kookkunst van de boerin!
Een grote produktie heeft het gevaar in zich
van herhaling en eenvormigheid. Dit komen we
ook bij Jantje tegen. Bij de gelegenheidspren
ten zijn het herten, zwanen, guirlandes en
vruchten, naast allerlei andere symbolen, zo
als zandlopers, kronen, vlaggen, ooievaars, an
kers, doodskoppen of dobbelstenen.
Of Jantje met deze prentenknipkunst een
goede boterham verdiende, valt te betwijfelen,
want meestal leven kunstenaars, en zeker de
kleinkunstenaars, niet in weelde. Zijn honder
den, mogelijk duizenden prenten die hij in de
loop der jaren vervaardigde (1825-1860) zou
den hem echter toch wel eens geen windeieren
kunnen opgeleverd hebben, maar dat zal meer
letterlijk dan figuurlijk bedoeld zijn (1).
Jantje zal zeker in zijn stiel weinig of geen
concurrentie hebben ondervonden; in het sprei-
dingsgebied van de prenten komen we alleen
werken van zijn hand tegen: kenmerkend aan
het lettertype en de repeterende voorstellingen.
Daar wordt verteld, dat Jantje gehandicapt
was en hij daardoor niet in staat was met boe-
rewerk zijn kost te verdienen. Anderen menen
dat hij een afgezette predikant zou zijn, maar
dit laatst mogen we niet als serieus nemen. Hoe
wel hij veel bijbelse onderwerpen uitbeeldde en
zeker goed op de hoogte was met de Schrift,
verraden sommige passages als „Oop en Lief
de" en „De landege van de Hengelsen" zijn
Zeeuwse afkomst en zijn korte schoolcarrière.
Jantje maakt zich bekend.
Hil Bottema typeerde Jantje met „Hij was
zó alom bekend als prentenknipper, zijn werk
verschafte hem niet slechts een bestaan, maar
ook een bestaansrécht in de plattelandssamen
leving, dat er voor het verdere persoonlijke le
ven van deze toch uitzonderlijke man blijkbaar
geen belangstelling is geweest" (2).
Schijnbaar, want kort na zijn dood verscheen
op 9 juli 1870 een overlijdensbericht in het Goe-
se „Volksblad". Op 17 juni overleed te Goes
in de Ganzepoortstraat 's morgens om 10 uur
Jan Huyszoon, 71 jaar, geboren op 14 novem
ber 1799 te Colijnsplaat als zoon van Antho-
nie Huyszoon en Lena Snoodijk. Zijn achter
naam werd ook vaak als Huiszoon geschreven.
Na het overlijden van zijn eerste vrouw Caat-
je Voet (18), huwde hij Dingena Johanna Pot
vliet, geboren te Goes 12 maart 1807. Als be
roep wordt in de overlijdensakte „plaatsnijder"
opgegeven en dat weergeeft duidelijk, dat Jant
je niet de schaar, maar de messen en beitels
hanteert. Zijn dood werd op het Goese stad
huis door twee bekenden van hem aangegeven:
Jan Rooze, 31 jaar, arbeider en Jan Wabeke,
smid, 48 jaar. Jantje stierf, zoals gezegd in zijn
woning (mogelijk gehuurde kamers) in de Gan
zepoortstraat; bezittingen waren er niet te ver
delen, want aangifte voor successierechten werd
niet gedaan door de weduwe.
Zwervend beslaan.
Jan Huyszoon vestigt zich op 8 september
1840 aan de Goese Oostsingel. Zijn beroep is
dan plaatsnijder. Als vrijgezel, worden tot zijn
gezin gerekend: Lena de Pree, geboren Terneu-
zen 15 augustus 1825, Johannes de Pree, ge
boren Wijk bij Duurstede 17 oktober 1830,
Tannetje de Pree, geboren 's-Heer Hendriks-
kinderen, Constantina de Pree, geboren Prin
senland juni 1832 en Thona de Pree, geboren
te Ouddorp, 1 maart 1840.
5