roep, los ie krijgen. Daarmee laat hij zich in 1613 naar het Zuidhollandse Bleiswijk beroe pen. In Bleiswijk verkondigde hij reeds vanaf het begin de Remonstrantse kerkleer. Als vu rig tegenstander van de Contra-Remonstrantse leer schuwde Slatius geen enkel strijdmiddel. Zo schrijft hij een aantal pamfletten tegen de 'Contra-Remonstrantse predikanten. Slatius schroomt zelfs niet een kerkdienst van de Contra-Remonstranten te verstoren. Staande voor de deur van een timmermanswerkplaats waar dominee J. Kloppenburg het Heilig Avondmaal bedient, schreeuwt hij verwensin gen en bedreigingen. Roffels op de deur on derstrepen zijn woede. Zijn gedrag is het ambt van predikant onwaardig. Slatius maakt het te bont. Hugo de Groot, pensionaris van Rotter dam, suggereert de Bleiswijkse stadsregering de onruststoker uit het ambt te zetten. De Zuid hollandse Synode is het Bleiswijkse stads bestuur echter voor en ontslaat Slatius in 1618. Bovendien zet de Nationale Synode in Dor drecht (1618-1619) hem voorgoed uit het domineesambt. CjHcnJnck DametS SUtiuj jc Uwjcnc irm:nuauPr:Mk.uu tvr BlcyjwycK enJc cm va/z ac Sccrt-vmradcrj tmens j)vFriK:lxölfcrnlc dat state wv-J/ memahic landen,. Banneling. Slatius, die sinds 15 maart 1615 gehuwd is met Berendina Telle uit Zierikzee, wijkt uit naar Antwerpen. Antwerpen was in die dagen de zetel van de Remonstrantse Broederschap. Men is er op de hoogte van de handel en wan del van Slatius. Hij wordt met gemengde ge voelens ontvangen. Zijn geloofsgenoten be lasten hem met het toezicht op de uitgaven van de Remonstrantse geschriften. Slatius kan het niet laten af te geven op de Contra- Remonstranten. Hij schrijft het beruchte en ve le malen herdrukte 'Ghepredestineerde Dief', een geschrift vol verdachtmakingen aan het adres van zijn tegenstanders. Bij het nazien van de drukproeven van "t Hemelsch Synodus' van zijn collega Arnoldus Neomagus voegt Slatius brutaalweg een groot aantal schimpscheuten aan het werk toe. Hiermee ging hij over de schreef. Slatius werd ge-dwongen zijn werk neer te leggen. Daarmee keerden zelfs zijn ge loofsgenoten hem de rug toe. Samenzwering tot moordaanslag. Verbitterd en vol wraakgevoelens keerde Henricus Slatius naar Holland terug. In Delft komt hij spoedig in contact met een samen zweerdersbende die het gemunt hebben op prins Maurits van Nassau (1567-1625). Inmiddels waren de tegenstellingen tussen de Remonstran ten, de gematigden en de Contra- Remonstranten, de strenge protestanten, ver scherpt. In 1617 had Maurits openlijk partij gekozen voorde Contra-Remonstranten. Het volk leg de dit uit als een openlijke tegenstellingname tegen Johan van Oldenbarnevelt, de politieke leider der Remonstranten. Van Oldenbarnevelt was gedurende de jaren 1586-1619 raadspen sionaris van Holland. De gemoederen raakten zodanig verhit, dat de eenheid der Nederlan den ernstig werd bedreigd. Eind augustus 1618 werd Van Oldenbarnevelt gearresteerd, onder meer ook onder het mom dat hij het land aan Spanje zou hebben verraden. In mei 1619 werd Van Oldenbarnevelt ter dood veroordeeld. Een verzoek om gratie wilde hij niet indienen, even min als zijn familie, omdat men het als bewijs van schuld zou kunnen opvatten. En Maurits wilde uit eigen beweging geen gratie verlenen. Op de Synode van Dordrecht (1619) werd de godsdienstkwestie opgelost: de leer der Re monstranten werd veroordeeld. Twee zonen van Van Oldenbarnevelt, die na de veroordeling van hun vader uit hun func ties waren gezet, waren daarover zo verbitterd, dat zij tegen Maurits een moordcomplot be raamden. Daarbij werd, zoals gezegd, ook de Zeeuw Slatius betrokken. Verder Gerritszoon van Woerden, een schrijnwerker uit Rotterdam en zwager van Slatius. Ook David Koornwin- der, gewezen secretaris te Berkel, Adriaan Adriaanszoon van Dijk, voorheen schout te Bleiswijk. Slatius en Van Woerden zorgden voor het moordwapen. De samenzweerders huurden drie matrozen. Deze zeelieden moesten de daders assisteren en na de aanslag helpen ontvluchten. Verder werden vier bootsgezellen benaderd, die allen overtuigd Remonstrants waren. Zij moesten het eigenlijke werk doen. De samenzweerders besloten de prins te ver moorden op zijn dagelijkse rit naar Rijswijk. Zij hadden de bootsgezellen verteld, dat het hier een zaak betrof in het belang van hel va derland. De prins was er eveneens van op de hoogte. De aanslag zou op 7 februari 1623 plaats vinden. Op 4 februari brachten de bootsgezel len op bevel van Slatius het moordwapen van Rotterdam naar Den Haag. Daar werd het in de herberg 'De Helm' aan het Noordeinde ver stopt. Maar de zeelieden vertrouwden de zaak niet. Ze besloten er de prins op 6 februari in Rijswijk over te spreken. Bootsgezel .lan Faa sen deed het woord: 'dat sijmet hun vieren, te Rotterdam gehuurd waren tot zekeren on bekenden aanslag, ten dienste van 't land; dat hen elk driehonderd guldens, welke sij toon den, op de hand gegeven waren; en dat sij hier een koffer gebragt hadden, in de herberg den Helm; vragende of de prins kennis van dezen aanslag hadt'. Nee, de prins wist niets, maar vermoedde wel iets. Bovendien vertelden ze Maurits dat de mannen die hen hadden gehuurd zich momen teel in de herberg 'Het Zotje' in Den Haag be vonden. Maurits haastte zich naar Den Haag. 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1985 | | pagina 7