Jarenlange verzanding
heeft geschikte Zeeuwse
oestergronden gehalveerd
Wie betaalt dat:
Onder invloed van zandwinning sinds de
zestiger jaren en stijgende stroomsnelheden
door de stormvloedkering-werken, zijn grote
oppervlakten oestergronden verzand. Vol
gens de RIVO-bioloog drs. A. Drinkwaard
heeft het optreden van de ziekteverwekker
Bonamia Ostrea op de Oosterschelde de aan
dacht van het verzanden van een groot deel
van de vroeger bruikbare oesterpercelen een
beetje afgeleid. Vele percelen moeten wor
den schoongemaakt voor ze weer voor de
oesterteelt (na 1986) kunnen worden ge
bruikt. Hoewel een deel van de gronden van
nature kan herstellen of met behulp van de
mosselschepen en de kokkelsector, blijft de
kostbare financiering om een (snelle) oplos
sing vragen. In kringen van de oesterkwe
kers wordt op een fikse financiële bijdrage
gerekend van rijkswege.
/andwinning.
In de zestiger jaren is vooral aan de zuid
west kant van de Galgeplaat veel zand ge
zogen. Het gevolg was, dat de stroomsterk-
te in het Engels vaarwater groter werd en een
deel van het zand werd zwevend gemaakt,
omdat het niet in de bakken belandde. Met
de vloedstroom kwam dit losgemaakte zand
in oostelijke richting op de noordelijke uit
lopers van de Yerseke Bank terecht. Bij laag
water leken deze platen dus al vele jaren ge
leden grote zandvlaktes. De nieuwe zandtoe-
voer was ook een gevolg van hogere strooms
nelheden in de vloedperiode tijdens de uit
voering van de Delta-werken. Onder invloed
van de wind kwam dit zand, waaraan oesters
een enorme hekel hebben, op steeds grotere
schaal op de kostbare oesterpercelen terecht.
Ruim twintig jaar geleden stonden de per
celen van de Noorder Gaatje en de Room-
kil al slecht bekend vanwege de „zanderig
heid". Er is nu een zelfde situatie ontstaan
op een veel grotere oppervlakte. De kostba
re Platte Bank is bijna geheel doorsneden
door onbruikbaar zanderig gebied. Van 1000
hectare is nauwelijks nog 500 hectare over.
Na hen nieuwe zandwinning in 1977 tus
sen de lichtboei O-Sv 1 en de zwarte ton O-l 1
kwam het zandtransport op de bodem in de
loop van 1981 en 1982 tot stilstand. Er is nu
door het plaatsen van de peilers in de drie
sluitgaten natuurlijk weer een zekere ver
slechtering, omdat er toch nog stijgende
stroomsnelheden zijn. Afnemend richting
Yerseke, maar wel dertig procent sterker zegt
de Deltadienst, op enkele kilometers achter
de Delta-werken in de monding van de
Oosterschelde.
Volgens de RIVO-bioloog drs. Drin
kwaard leiden veranderingen in de waterbe
weging en het patroon van de bodem toch
altijd weer tot het instellen van nieuwe (na
tuurlijke) evenwichten. Ook nu is dat het
geval.
Na 1986.
Er is alle hoop dat er na 1986 door de ver
mindering van de stroomsnelheden, door de
voltooide stormvloedkering, ook geringere
stroomsnelheden in het achterliggende ge
bied zullen optreden. De oesterkwekers (en
met name een deskundige als Piet Verwijs)
noemt dit positief voor de toekomstige
oesterpercelen. Dalende stroomsnelheden
zijn gunstig. Er komt minder zandtransport
op vele percelen, die wél moeten worden
schoongemaakt.
Ook door het uitzaaien van mossels en
kokkels kan weer een leemlaagje (uitwerp
selen van schelpdieren) ontstaan, dat de bo
dem iets verhardt en vast legt. Op andere
plaatsen moet wellicht stroomzand worden
geruimd. Technisch is dat geen probleem.
Het gaat dus vooral om de financiering van
de kosten.
De vraag is alleen wanneer die schoon
maak moet gebeuren. Vóór of na 1986 als
de stormvloedkering klaar is en het zand
transport tot een minimum terugloopt?
Nu de dodelijke oesterziekte lijkt uitge
roeid, moet er dus eerst ook duidelijkheid
komen over de nieuwe kansen en plannen
voor de oester-broedwinning. Drs. Drin
kwaard denkt, dat de broedval in de kom
van de Oosterschelde voorlopig niet van gro
te (dus zakelijke) betekenis kan zijn. De
nieuwe wegen die bewandeld moeten wor
den, zijn uitgezet in het „Maricultuurplan",
waaraan inmiddels de laatste hand gelegd
wordt.
Alle deskundigen zijn het er over eens, dat
het voedselrijke water van de schone Ooster
schelde nu ook optimaal benut moet wor
den voor een grootscheeps herstel van de
oesterteelt. De wereldmarkt vraagt om een
gevariëerde voorraad schelpdieren. De kwa
liteit van de Zeeuwse platte oesters is onge
kend goed. Smulpapen uit alle werelddelen
zullen de Zeeuwse oesters op het menu w il
len. En dan is de cirkel van het visserijbe
leid rond: terug naar de prokuctie van der
tig miljoen consumptie-oesters.
Dat is het antwoord op de verzuchting van
hoofdredacteur Jan van der Gugten, „De
Yerseke Bank moet weer schoon", in
Visserij-Nieuws van 20 januari 1984. Op
grond van deze argumenten zullen de Zeeuw
se vissers en oesterkwekers de nodige poli
tieke steun bij de Tweede Kamer en de re
gering moeten vragen om het geld voor een
gezamenlijk offer van overheid en bedrijfsle
ven op tafel te krijgen.
Cor van Heugten.
De golving van het Zeeuwse korenveld,
door zeewind die langs duintop komt gevloden.
Het is zo Zeeuws wat hier nu wordt geboden,
van zilt dat mede met de wind komt aangesneld.
Die deining van de aren zon-goud blinkend,
hoevele halmen ruisen op de frisse wind?
Voorwaar: wat is hierbij een mensenkind,
maar even rustend, in mijmering verzinkend?
Het is zo goed aan deze sponde te vertoeven,
nu elke vezel trilt met 't Zeeuwse land.
Men laat wat duinzand glijden door de hand,
en blijft van 't zilt der zee maar proeven...
Het is zo goed die Zeeuwse band,
met zee, en land met vele mooie hoeven!
P. C. van Zierikzee.
3t