geslaagd het ontstane stroomgat te dichten. Op de hierbij afgedrukte foto is te zien wat er vandaag de dag nog van het Kaaskenswa- ter is overgebleven. ivreekresten op Duiveland. Het restant van het Steenzwin. Voorjaar 1984. Het Dijkwater. Vanuit de Gouwe, die vroeger de scheiding vormde tussen Schouwen en Duiveland, liep eertijds een tak oostwaarts tussen de voor malige eilanden Dreischor en Duiveland door naar de Grevelingen. Dit water werd Noorderdiep genoemd, maar kreeg later be kendheid als Dijkwater. Er wordt wel be geerd dat het zou zijn ontstaan op 14 de- :ember 1287 tijdens de St. Aagtenvloed. Vóór die tijd zouden Dreischor en Sir Jans and één eiland hebben gevormd. Tijdens de St. Aagtenvloed braken de dijken door en werd het eiland door het toen ontstane Dijk water in twee delen gesplitst. Historici van naam trekken deze ontwikkeling echter in iwijfel. Toen het noordelijke deel van de Gouwe als gevolg van verlanding zijn betekenis voor de scheepvaart verloor, verlegden de Zierik- /.eese schippers hun koers door het Dijkwa ter. Deze mogelijkheid verviel, toen ook in iet Dijkwater van het westen uit verlanding begon. Als gevolg van deze ontwikkeling, begon men in het Dijk watergebied met bedijkings- werk, zodat een aantal polders ontstonden. Tenslotte bleef van de oorspronkelijke zee arm nog slechts een restant over, dat van on geveer anderhalve kilometer ten westen van de haven van Dreischor naar de Grevelingen liep. Zodoende bleef de haven van Dreischor met het buitenwater in verbinding, evenals de tijhaventjes De Staart en Stevensluis aan de Duivelandse zijde van het Dijkwater. Tij dens de ramp in 1953 ontstond bij Ste vensluis een ernstige doorbraak, waardoor een stroomgat ontstond ter breedte van 80 meter. Iets verder brak ter hoogte van Sir Jansland in dezelfde rampnacht de dijk door, waardoor een bres ontstond ter breed te van 200 meter. Dat gat kon op 24 mei wor den gedicht. Bij Stevensluis moest het gat worden gedicht met behulp van caissons. De ze dichting vond plaats op 28 juli. Het jaar daarop, dus in 1954, werd het Dijkwater af gedamd en van het buitenwater afgesloten. Na de afsluiting ontstond naast een op pervlakte kultuurgrond tevens een natuur gebied, bestaande uit een kreek met aangren zende oeverlanden, dat zich inmiddels heeft ontwikkeld tot een belangrijk broed- en overwinteringsgebied van vogels. Het wordt door Staatsbosbeheer op vakkundige wijze als staats-natuurreservaat beheerd. De Steenzwaan. Op een oude topografische kaart - uit gave 1914 - staat een krekengebied aange geven dat van even benoorden het dorp Nieuwerkerk op Duiveland in noordweste lijke richting loopt tot tegen de polder Bet- tewaarde. Na de na-oorlogse herverkaveling van de polder De Vier Bannen van Duive land, werd een groot gedeelte van dat kre kengebied geëgaliseerd en als kultuurgrond in gebruik genomen. Het restant, gelegen te gen de polder Bettewaarde, is tot op heden als oude restkreek intakt gebleven, zoals op de hedendaagse ANWB-kaart duidelijk staat aangegeven. Het betreffende gebied staat er zelfs op aangegeven als natuurreservaat met als benaming „Steenzwaan". Ook weer zo'n merkwaardige naam. In zijn verhandeling „Schouwen en Dui- veland's verleden" schreef wijlen de beken de streekhistoricus P. D. de Vos over deze voormalige kreek als volgt: „Ten noord oosten van het oorspronkelijke Duiveland stroomde een watertje dat al vroeg bekend was als de Zwene en waarvan de Steenzwaan nog is overgebleven. Het slot Zwanenburg dankt wellicht zijn naam aan deze oude stroom". Volgens De Vos zou de naam Zwe ne dus Zwaan kunnen betekenen. In Zelan- dia Illustrata is er zelfs sprake van de Stee- ne Swane, die oorspronkelijk liep van Nieu werkerk naar Bettewaarde. In zijn bijdrage tot de kennis van de bo dem van Schouwen-Duiveland en Tholen schrijft S. F. Kuipers over het „Steenzwin". De naam Zwin voor een oude stroom lijkt wat eerder aanvaardbaar dan de naam v'y I - J i - - -**&&&■ Het Dijkwater met op de achtergrond de afsluitdijk. 17

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1986 | | pagina 17