Een 'uitglijdertje' van het Z.L.M.blad
Het verkleumde waterhoen en de volkscommissaris....
U heeft toch per ongeluk deze winter niet een waterhoen gevoerd omdat u medelijden
had met het verkleumde beest? O, toch wel? Weet u wel, dat u zich dan schuldig heeft
gemaakt aan bevordeing van het Sovjet-imperialisme? U bent toch toevallig geen lid van
een vereniging die natuur- en milieubescherming tot doel heeft? Ja? Is dit wél het geval?
Weest u eens eerlijk, wordt u daarbij niet gedreven door protestantenhaat, anti-semitisme,
of zelfs fascisme?
U bent van mening dat er in een strenge winter niet op ganzen moet worden gejaagd?
Afschuwelijk! Dat is je reinste boerenhaat, want in feite wenst u niets liever dan zoveel
mogelijk ganzen, die tarwevelden kaalvreten....
Al lezende vraagt u zich misschien af wie
er gek is geworden: u als lezer, of de schrij
ver van deze volzinnen? Wees gerust, geen
van beiden hebben een geestelijke stoornis.
En we geven toe: wat hierboven staat ge
schreven is kolder, dwaasheid. Geen letter
van het geschrevene is ernstig gemeend.
Maar onze kolder, onze dwaasheid is wel
geïnspireerd door andere dwaasheid, die we
lazen in het Z.L.M.-blad, het vakblad van
de Zuidelijke Landbouw Maatschappij van
14 maart 1986, pagina 21. Onze onzin is dus
niet serieus bedoeld, maar bij de kolder van
de onbekende auteur in het Z.L.M.-blad zet
ten we toch een vraagteken.
Onder de kop 'Taboes komen en gaan'
wordt in dat blad eerst wat gefilosofeerd
over de voorbije winter, daarna over het ver
trek van een voorlichtingsfunctionaris. Wat
het één met het ander te maken heeft ont
gaat ons. En het is ons net zo min duidelijk
waarom of de schrijver dan plotseling over
'taboes' begint.
Toch laten we dat gedeelte van het 'arti
kel' maar even volgen. Wij citeren: 'Nog wat
over taboes. Taboes komen en gaan. Zo heb
ben de vroegere groot-inquisiteurs zich ge
organiseerd in verenigingen voor Natuur en
Milieu, heksenvervolgers manifesteren zich
als kritisch faunabeheer. Ex Mac Carthy na-
lopers verdringen zich gebroederlijk met
oud-volkscommissarissen voor de poorten
van Dodewaard.
Een armzalig stukje kreupelhout mag niet
wijken voor een snelweg, hoe meer ganzen
op de tarwe hoe meer vreugd, een stinken
de modderpoel mag vooral niet droogge
maakt, verkleumde waterkippen moeten bij
de kachel, maar bovenal: gij zult geen ber
men in brand steken.
De mens - of de boer - is een vreemd
wezen, als we lezen welk een komotie der
gelijke zaken met zich meebrengen, krijgen
we de neiging om ongevraagd en ongelega-
liseerd onze buitendijkse grond in te polde
ren. De neiging om daar vervolgens tijdens
een vorstperiode een flinke laag mest over
heen te rijden, liefts met een door kernener
gie aangedreven trekker, onderwijl een gans
schietend en een bermpje in brand stekend.
Maar het wordt weer voorjaar en we gaan
met volle moed weer aan een nieuwe oogst
werken'. Einde citaat.
Over de stijl en de interpunctie van dit
merkwaardig stukje proza willen we het
maar niet hebben. Des te meer over de
inhoud.
Wat heeft de onbekende auteur met zijn
geschrijf beoogd? Heeft hij grappig willen
zijn? Heeft hij een ironisch stukje willen pro
duceren? Laten we aannemen dat hij dat
werkelijk wilde, dan is hij daarin allerminst
geslaagd. Wat er uit zijn pen is gevloeid zijn
een aantal beledigingen en simplificaties.
De schrijver van al dit fraais hoeft het
beslist niet eens te zijn met leden van Natuur-
en Milieubescherming. Dat on-eens zijn is
zijn goed recht. Maar het gaat niet aan deze
mensen uit te maken voor grooi-inquisiteurs,
die - zoals de geschiedenis ons leert - veel
al officiële bureau-moordenaars waren.
Men mag kritiek hebben op de lieden van
kritisch faunabeheer, maar het zijn geen hek
senvervolgers, die hun slachtoffers martelen.
Het mag als bekend worden verondersteld
dat ook wij bezwaar hebben tegen het mis
bruik van het demonstratierecht. Het gedrag
van sommige demonstranten lokt ook bij
ons weerzin uit. Nochtans wagen we het niet
de demonstranten van Dodewaard hoe ir
ritant ze ook waren met volgelingen van
Mac Carthy of met oud
volkscommissarissen te vergelijken. Die
laatstgenoemden hebben heel wat mensen
levens op hun geweten. Van demonstranten
kun je alleen maar zeggen dat ze vaak stom
vervelend zijn.
En dan die andere opmerkingen: Geen
zinnige natuurbeschermer maakt zich druk
om een lullig stukje kreupelhout of modder
poel, maar wel om waardevolle natuurgebie
den als die werkelijk worden bedreigd. Ver
kleumde waterhoenders moeten niet bij een
warme kachel gezet, hoogstens wat bijvoe
ren op een beschut plaatsje. Ziet de schrij
ver wellicht in dierenbeschermers ook al een
soort bolsjewisten? Of doet-ie maar alsof?
Het in brand steken van dijk- en wegber
men is slecht voor de vegetatie. Dat is geen
uitvinding van geite-wollen sokken dragen
de wereldverbeteraars. Ieder deskundige van
de Dienst der Domeinen en van Staatsbos
beheer kan het bevestigen. Maar wellicht zijn
die mensen in de ogen van de auteur van 'Ta
boes komen en gaan' ook al handlangers van
Moskou.... Kortom: als het stukje als
'geestig' is bedoeld, dan slaat het wel ferm
de plank mis.
We begrijpen best dat de 'boerenstand'
weer een niet al te prettige tijd doormaakt:
slechte prijzen voor een aantal produkten;
een 'mestproblematiek' die de boeren is op
gedrongen; een landbouwbeleid van 'Den
Haag' en 'Brussel' dat niet altijd uitmunt
door helderheid en doelbewustheid.
Als je als boer officieel verteld wordt dat
het eigenlijk te veel is wat je produceert, dat
je te veel melk en te veel tarwe de we
reld in brengt (en dat, terwijl de halve we
reld honger lijdt) en bovendien jarenlang
'van bovenaf' produktieverhoging en be-
drijfsvergroting is gepredikt, krijg je natuur
lijk een keer de pest in. Dat boeren wel eens
willen 'stoom afblazen' ligt voor de hand.
Zoals het voor de hand ligt dat ze dat dan
in 'hun' Z.L.M.-blad doen. Dat mag best via
een pittig stukje dat er niet om liegt. Maar
het stukje dat wij onder de loep namen is een
miskleun, eigenlijk een klein scheidpartij
tje, dat de goede verhoudingen tussen boe
ren en anderen niet bevordert.
We kennen het Z.L.M.-blad al geruime
tijd als een goed, degelijk vakblad, dat we
met genoegen lezen. Ook voor de niet-
agrarier biedt dit blad vaak boeiende lectuur,
die de lezer begrip voor wat men vroeger
noemde 'de boerenstand' kan bijbrengen.
Dat er ook bij dit blad eens iets doorglipt
dat minder geslaagd is, zij de redactie
vergeven.
Toch dient de schrijver van het gewraak
te artikeltje zich te realiseren dat boeren en
de door hem kennelijk niet zo gewaardeer
de natuur- en milieubeschermers in de na
bije toekomst meer dan ooit samen zullen
moeten optrekken. Denk maar aan de ge
uite gedachte om vanwege de 'overproduk-
tie' landbouwgronden braak te laten liggen.
Dat goede samenwerking tussen boeren- en
natuurbeschermingsorganisaties mogelijk is
en goede resultaten voor beiden afwerpt is
onlangs nog bewezen bij ruilverkave-
17