Werkzaamheden van een 18e-eeuwse Schouwse schoolmeester Tekst: J. Uil. Ten eersten sal hij luyen, de kerck sluyten en ontsluyten 't Kerckhof en kerck reyn houden binnen en buyten. De Psalmen zal hij voor en nae de predicatie zingen, 't Water tot den Doop zal hij aenbringen. De Prophecyen zal hij stichtelyk lezen, De predicanten en kercken-raedt gehoorzaem wesen. Hij sal tot den nachtmaal aenschaffen broodt ende wijn, Mits tafelen, bancken, croesen, 't geen dat noodigh mach' zijn. En wanneer de predicanten ter kercken falen, Soo zal hij uitgaan om die te halen. Dit rijmpje geeft treffend weer wat vroe ger zoal de taken van een koster waren. Het ambt van koster was vaak een bijbaantje van.... een schoolmeester. Eeuwen geleden was de school namelijk een verlengstuk van de kerk. Een schoolmeester was dan ook oorspronkelijk een kerkelijk ambtenaar. Door verschillende bijbaantjes probeerde hij zijn bedroevend schamel salaris aan te vul len. Door de grote binding tussen kerk en school was het niet ongewoon dat een schoolmeester tevens koster of voorzanger was. Zo ook in Renesse op Schouwen en Dui- veland. Daar was meester Pompoene in 1742 door de kerkeraad tot koster aangesteld. Het kerkbestuur stelde in een reglement vast wel ke taken Pompoene als koster had. Uit dat voorschrift blijkt, dat zijn taak als koster veel meer inhield dan de gebruikelijke zon dagse werkzaamheden. Trouwens de inhoud én de omvang van dat bijbaantje, naast zijn schoolwerk, was kenmerkend voor het be roep van dorpsschoolmeester in die tijd. Zo als we nog zullen zien moest meester Pom poene in Renesse heel wat werk verzetten om de kost te verdienen. Maar: waarom juist die combinatie van schoolmeester én een kerkelijk bijbaantje? Hoe is de relatie tussen kerk en onderwijs eigenlijk ontstaan en gegroeid? We zullen eerst deze vraag beantwoorden. Daardoor wordt duidelijk welke sociale positie meester Pompoene innam in Renesse omstreeks het midden van de achttiende eeuw-. Daarbij ko men zijn werkzaamheden als onderwijzer én vooral als koster uitgebreid ter sprake. Van koster tot schoolmeester. De relatie kerk-(volks)onderwijs dateert eigenlijk vanuit de Middeleeuwen. In die tijd werden de scholen op het platteland meestal gesticht door een klooster. Het was ook mo gelijk dat de stichting uitging van de dorpsparochie. In dat geval nam een lands heer of de kerk het initiatief om een school op te richten. Stichtte de (katholieke) kerk een school, dan stelde zij een pastoor aan die tevens les gaf. Het voornaamste vak was.... zingen! Verder leerden de kinderen er de ca techismus, enkele gebeden en wat lezen. Het zal duidelijk zijn, het onderwijs stond in dienst van de kerk. Ja, zelfs letterlijk, want het schoollokaal was in een deel van de kerk ondergebracht. In de tweede helft van de zestiende eeuw toen de ene provincie na de andere in de Ne derlanden tot de Hervorming overging, ver anderde (alleen) de grondslag. Deze werd hervormd. Maar de praktijk van het onder wijs veranderde nauwelijks.De (hervormde) kerk benoemde een koster die de kinderen zingen, lezen en schrijven leerde. Voortaan kregen de leerlingen een andere catechismus en andere gebeden te leren. Maar psalmen en gezangen bleven hét voornaamste onder deel van het schoolprogramma. Het onder wijs dat voorheen in dienst had gestaan van de rooms-katholieke kerk, bleef na de her vorming nog eeuwenlang een instrument van de kerk, maar nu van de hervormde. Zoals gezegd de kerk stelde mensen aan die naast allerlei kerkelijke werkzaamheden ook nog fungeerden als schoolmeester. Een voorwaarde was dat de schoolmeester lid maat was van de kerk. Tevens werd van hem verlangd dat hij de verklaring onderteken de waarin hij beloofde de kinderen in de 'eni ge ware religie' (de hervormde} op te voe den. Bovendien verklaarde de meester dat hij overtuigd was dat de zogenaamde formulie ren van enigheid (de Heidelbergse cate chismus, de Nederlandse geloofsbelijdenis en de Dordse synodale besluiten) in alles met Gods Woord overeen kwamen. De kerke raad zag er regelmatig op toe dat de school meester volgen de kerkleer godsdienstles gaf en de catechismusvragen overhoorde. Bij de aanstelling van een dorpsschoolmeester werd vooral gelet op zijn bekwaamheid in de.... kerkdienst. Men nam hem een examen af. Daarbij moest hij psalmen voorzingen. Een stukje voorlezen uit de bijbel. En tenslotte vroeg de kerkeraad hem naar de beginselen van de calvinistische godsdienst. Deze eisen werden niet voor niets aan de schoolmeester gesteld. Immers in zijn nevenfunctie van voorzanger moest hij elke zondag het kerk gezang leiden. Was de dominee verhinderd, dan hield hij als voorlezer een leesdienst. Daarnaast verrichtte de schoolmeester als koster nog allerlei karweitjes. In de 17de en 18de eeuw was het schoonschrijven tot kunst verheven. Zeii's van rekeningen werd iets moois gemaakt. Hier één uit 1730. 19

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland Magazine / Veerse Meer Gids | 1986 | | pagina 19