kunstmatige verbinding met de Ooster-
schelde.
Van het binnengedijkte Schenge zijn tot
vandaag de dag in enkele polders nog dui
delijk kreekresten overgebleven. Laat ons
proberen de loop van de oude Schenge te
volgen. We beginnen op de dijk bij het ge
maal De Piet. Richten we de blik naar het
noorden, dan zien we de oude Schengegeul
zich kronkelend een weg zoeken naar wat we
tegenwoordig het Veerse Meer noemen.
Draaien we ons vervolgens 180° om, dan
zien we de oude Schengegeul als een vrij bre
de waterplas landinwaarts lopen. Tegen het
oostelijk uiteinde van de Schengepolder is de
geul weliswaar zeer smal geworden, maar
toch nog duidelijk zichtbaar. We bevinden
ons dan ter hoogte van het gehucht Einde-
wege, waar vroeger het landbouwhaventje
van 's-Heer Arendskerke lag. Dit haventje
stond destijds met het Schenge in verbinding
door een gegraven toegangsgeul, waardoor
het voor kleine schepen bereikbaar was. De
ze voormalige havengeul doet tegenwoordig
dienst als polderleiding.
In de aangrenzende Perponcherpolder is
de Schengegeul nog nauwelijks zichtbaar,
maar in de Wilhelminapolder - vanaf de
zgn. Planketent is hij weer duidelijk aan
wezig en een sieraad voor het landschap. We
krijgen deze geul nogmaals te zien, waarhij
gekruist wordt door de weg Goes - Zee-
landbrug. Ongeveer 500 meter oostwaarts
eindigt het tegenwoordige Schenge.
Een zijtak van het Schenge heette vroeger
het Garnalengat. Resten ervan zijn terug te
vinden in de Herenpolder ten zuiden van
Wolfaartsdijk. En deel ervan, bestaande uit
water en oeverland, ter grootte van 4 ha, is
eigendom van de Stichting Het Zeeuwse
Landschap en wordt beheerd als weidereser-
vaat. Het is een rijk broedgebied voor wei
devogels en een overwinteringsgebied, vooral
voor smienten en plevieren.
Vanuit de oude haven van Goes liep vroe
ger het Goesediep oostwaarts. Ter hoogte
van Kattendijke bereikten de schippers de
Oosterschelde.
Van het Goesediep zijn geen waterhouden
de resten meer over. Wel zijn langs de voor
malige zeedijk de resten van het Goesediep
nog duidelijk waarneembaar. Plaatselijk
heeft men de grondslag in de voormalige
bedding beplant met populieren. Voorts te
kent de voormalige vaargeul zich als laag
grasland in het landschap af.
Het Sloe.
In vroeger jaren liep van de Westerschel-
de een vaargeul naar Arnemuiden, die van
af de hoek van Rammekens Welzinge werd
genoemd om verderop over te gaan in de
Lemmer. Door verdroging van deze geuien
en opslibbing van de ten oosten ervan gele
gen slikken en zandplaten, kwamen bedij
kingen op gang en ontstonden tenslotte de
Nieuwlandpolders.
Omstreeks het midden van de 17e eeuw of
kort daarna ontstond een nieuwe geul die als
het ware de scheiding vormde tussen Wal
cheren en Zuid-Beveland. Als het Sloe is deze
geul met zijn aangrenzende slikken de ge
schiedenis ingegaan. Verder naar het noor
den stond het Sloe in verbinding met het
Schenge, de Zandkreek en het Veersegat. In
de loop der jaren werd het gebied oostelijk
van de Sloegeul steeds smaller door inpol
dering vanuit de Zuid-Bevelandse kust.
De scheepvaart door het Sloe werd onmo
gelijk toen in 1871 de Sloedam werd vol
tooid, gevolgd door de aanleg van een weg
en een spoorlijn. Aan weerszijden van de
Sloedam begon daarna een proces van
opslibbing en verlanding. Toch duurde het
tot 1949 eer een tweede dam (dijk) door het
Zuidsloe werd aangelegd, waardoor de
Quarlespolder ontstond. Vervolgens werd in
1961 een derde dam (dijk) aangelegd, waar
door een tweede polder ontstond, die nooit
een naam ontving. Buiten deze derde dam
kwam kort daarop een haven- en industrie-