PRI NC
I ED
E
djtT-i fteyCjacrrv rCCvortTnrc-nvb oen
dl Cs vronve/ jndstcrv Cwen/
Want vele anderen zullen van mening zijn
dat Marnix het lied niet op zijn naam heeft
staan.
Omtrent ons
Vroeg in 1569, wellicht in januari, deden
trompetstoten die het 'Princelied' in de Ne
derlanden lieten klinken, handen ballen tot
vuisten en brachten ze harten tot trillen.
Want er was er tóch één die zich hun lot aan
trok: de Prins van Oranje werd sprekend in
gevoerd in deze benauwde gewesten met een
afscheidslied dat ook een troostlied werd en,
nog meer, een lied van de hoop. Het werd
geneuried, gefloten en gezongen. Het werd
het lied.
De auteur.
Wie schreef de tekst?
Sinds mensenheugenis stond er in de va
derlandse letterkunde een paal boven alle
woelige wateren: het Wilhelmus was geschre
ven door Philips van Marnix van Sinte Al-
degonde. Het was een geslagen waarheid die
van geslacht op geslacht werd meegegeven;
zelfs aan leerlingen van lagere scholen waar
men zich om 'letterkunde' niet bekreunde.
Tot de eeuw der twijfels kwam.
Bewijs dat eens, was de uitdaging.
Daar kan het antwoord kort op zijn. Uit
de stukken valt niet te bewijzen dat Marnix
de auteur is. Toen kwam er, begrijpelijk, een
versnelling die resulteerde in: Marnix is de
auteur niet.
Wie dan wel?
Toen kwamen de speculaties. Geen enkele
daarvan zal geheel en al ongegrond geweest
zijn, nemen we aan. Er waren mogelijkhe
den en waarschijnlijkheden. Ook, wellicht
vermoedens en onmogelijkheden. Maar als
in deze balans alle kruisposten zijn door
gestreept blijft er niets positiefs over. Het
enige wat overeind bleef was;
'De Prince van Oranje is te velde gecomen.
Vive le geus!'
Er is getracht het vraagstuk naar analo
gie op te lossen. Of men deed gewoon een
vrij wilde greep. Men noemde een trompet
ter uit het leger van Oranje. Het moet dan
wel een trompetter zijn geweest die Oranje
door en door kende. En zou die dan deze
'synthese van kunstpoëzie en volkspoëzie'
"....klonk in de ronde
het lied van ALDEGONDE...."
(Verwey) hebben gewrocht om nadien niets
meer van zich te laten horen?
Coornhert werd genoemd. Wat Fruin 'bij
na belachelijk' vindt. En was Coornhert niet
te veel Libertijn?
En Marnix dan? Maar hij had toch, naar
de zede van de tijd kunnen signeren met zijn
zinspreuk Repos Ailleurs? elders rust).
Maar had hij dat gedaan, dan zou de spre
kende Prins zijn lied hebben moeten beslui
ten met
Heb moeten obedieren
inder gerechticheyt.
Repos Ailleurs.
Waar ailleurs? Op de Dillenburg soms?
Die spreuk aan het gedicht toevoegen is toch
te ongerijmd. Die kun je de vluchtende
Oranje niet in de mond leggen.
Velen zullen met schrijver dezes wel van
mening zijn dat, niet alleen per traditie, Mar
nix de auteur moet zijn. De dichter moest
de Bijbel wel door en door kennen (en dat
deed Marnix). Hij is er zo genoegzaam mee
bekend dat hij bijbelse taal gebruikt. Ook,
zoals in zijn psalmberijmingen, ligt het dijn
en du hem vóór op de tong. Maar het be
wijst niets.
Per traditie.
Wie het daarop houdt heeft natuurlijk ook
geen enkele bewijsgrond. Maar, sterk staat
hij wel. (Sterker dan Postmus die meent dat
de tekst in grote mate doorademd is door de
calvinistische geloofsovertuiging van een ge
woon soldaat uit Oranje's leger. En die het
er op houdt dat, door de werking van de hei
lige geest, als door een godswonder het lied
werd geboren).
De traditie dateert van 1602. Feitelijk al
eerder. Want de tekst waarom het gaat werd
in dat jaar gedrukt en dus eerder geschre
ven. Ze is van de hand van Jacobus Verhei
den uit Nijmegen.
Kort daarop spreekt Willem de Gortter uit
Mechelen met even grote stelligheid zich uit
en zegt: 'D'eynde 1568. Ghecomponeert
is geschreven) ende ghemaeckt door
ionckheer Philips van Marnix, heere van Sin-
te Aldegonde, Excellent poëet'.
Maar bewezen is er intussen niets.
Ook niet dat Aldegonde de dichter niet
zou zijn.
Toch wordt het moeilijk(er) hem het au
teurschap te ontzeggen wanneer we het vol
gende overwegen.
,,Heylsaem Woort".
Bezig zijnde met een relaas over Marnix
(zie Z.M. nr. 88) werd de aandacht van
schrijver dezes getroffen door een brief van
Marnix (in J. J. van Toornenbergen: Ker
kelijk Geschriften van M. v. St. A.) geda
teerd 19 september 1568 gericht tot Pieter
Carpentier in Londen. De brief werd in bal
lingschap geschreven (Bremen). Met een ver
schil van enkele weken waren zowel de Prins
(uit Brussel via Breda) als Marnix (uit Bre
da) uitgeweken voor de komende Alva. Lo-
dewijk van Nassau (ook Breda) en Marnix
waren meer dan zo maar bevriend. De laatste
kende de omstandigheden van de Prins door
en door. Tussen het schrijven van de brief
C)oFr[<^yrHjn' arnvc iScfrojDert/
'jbiè? zift CtPjrootens noot?
'CJicrdcr Ja/C fuet- jCa^en/
JC Zyt jfy nu/ Y&rsirvyt*
dob Code mCt y CzaCcyem/
'TswC Cier fcCest zytvjCecCa&n/C