EEN VERHAAL APART
Hoe kom je aan een gekleurde omslag-foto voor
het volgende nummer van Zeeland Magazine?
en het ontstaan van het Wilhelmus liggen
hooguit enkele maanden.
Nu schrijft Marnix via genoemde domi
nee Carpentier aan de hervormde gemeente
in Londen dat zij hun gekrakeel moeten sta
ken want dat is
'....de oorzaak der gruwzame en zware straf
fen Gods....daaruit voortgevloeid....Omdat
wij zijn heilzaam woord....zo schandelijk
misbruiken en verdraaien'.
Hoezeer is heilzaam een ingebeurgerd
woord? Anders dan gebruikt voor genees
krachtige kruiden.
Daarop geeft het Woordenboek der Ne-
derlandsche Taal VI, 1912 ons enig ant
woord: Het oudst vermeld in het
Wilhelmuslied.
Per traditie heeft Zeeland Magazine een
omslag-foto in kleur, die „hoort bij" een ar-'
tikel dat dan het „omslag-verhaal" heet. Nu
hoort het bij het drukkersvak dat er altijd
onder hoogspanning gewerkt wordt. Altijd
heeft de klant haast. Altijd nipt de tijd. Al
tijd is de volgende afleveringsdatum van Zee
land Magazine dichtbij.
Bij de voorbereiding van nr. 93 kwam de
keus voor het omslagverhaal te vallen op een
verhandeling over Marnix van St. Aldegon-
de, als de werkelijke dichter van ons Wilhel
mus. Er was reden toe: eind april en aanvang
mei kon je het overal horen. Ons volkslied
kreeg meer dan gewone belangstelling nu we
meer dan gewoon ons bewust waren van on
ze nationale en historische wortels. Want dat
is een menselijke noodzaak, die zelfs een Sta
lin begreep.
Maar, hoe kom je aan een gekleurde foto
van Marnix? Via het Zeeuws Museum, mis
schien? Daar waren we al eens eerder gehol
pen (Willem van Oranje). De conservatrice,
die alles in haar hoofd had, mevr. Ada van
de Poel, is niet meer in funktie.
De huidige moest „neen" verkopen. „Is
er dan misschien een fotografeerbare pen
ning?" vroegen we.
Nu had mevr. v/d Poel de komplete ka-
talogus van alle penningen waarover het mu
seum beschikt, in haar geheugen. Want ze
had de totale chaos, die ze bij haar entree
Later ook gevonden bij Spieghel, Hooft,
Bredero, Vondel, Huygens en nog enkele au
teurs van nog latere datum. Allen schreven
na het ontstaan van het Princelied.
Is het toeval dat we het weinig gangbare
woord in Marnix' brief vinden die in dezelf
de maanden is geschreven als de tekst van
het Wilhelmus?
Mogen we ook voorzichtig opperen dat
het auteurschap van Marnix van het Wilhel
mus moeilijker, misschien veel minder aan
vechtbaar geworden is? Wellicht juist is?
J. Kousemaker.
in dienst van het museum aantrof, op voor
beeldige wijze geordend. Maar ze was niet
bereikbaar, ondanks een vijf-, zestal tele
foontjes, op diverse tijdstippen en diverse
dagen.
Het Rijksarchief misschien? Of de Zeeuw
se Bibliotheek? Rijksarchief geeft weinig
hoop, maar men zal zoeken en terugbellen.
De Zeeuwse Bibliotheek dan. Intussen is
het 4 uur en „onze man" is al naar huis.
Morgen is het Koninginnedag, dan liggen de
rijksdiensten stil. 1 Mei dan. De heer Meij
er van de Bibliotheek geeft ons een aanwij
zing: bel de Koningklijke Bibliotheek in Den
Haag en bel zeker het Rijks Ikonografisch
Bureau, ook in Den Haag.
De Koninklijke Bibliotheek kan ons niet
helpen, blijkt na enig zoeken. Wel geven ze
ons het telefoonnummer van het Ikonogra
fisch Bureau (waarvan we de naam nooit eer
der gehoord hadden). Goede moed hebben
we wel, want de man van de Zeeuwse Bibli
otheek had ons verzekerd, dat ze daar alles
wisten met een kaartsysteem, geschikt voor
een record-poging.polsstok-hoogspringen
Mevr. Schaffer staat ons te woord. „Hebt
u een ogenblikje?" Klikklakkende dames-
hakken worden minder en minder luid. Haar
antwoord na een kwartiertje is negatief. In
zwart-wit, dat zou gaan. Toch in kleur? Mo
gelijk, want er schiet haar iets te binnen. Na
twintig minuten zegt de behulpzame me
vrouw: „Ja, ik heb wat!"
„In het Rijksmuseum HET LOO bestaat
een olieverf-portret door de schilder Storte-
beek van Marnix." Het telefoonnummer
krijgen we erbij.
„Neen," zegt de heer Elzinga daar.
„Nooit van gehoord. Zeker maakt het geen
deel uit van de kollektie portretten, die op
hangen voor het publiek, want dan zou ik
het weten."
Zou het in de kelders of op de zolders op
geslagen zijn? Zou het door een persoon of
instelling in bruikleen gegeven zijn? Dan kan
het nog heel wat bezwaren opleveren eer er
toestemming is
Om kwart voor vijf gaat de telefoon. De
heer Elzinga: „Ik heb het gevonden. Het
maakt deel uit van de plafondschildering in
de Grote Zaal. Zestien meter boven de
grond. Wilde u daar een dia van hebben?
Het is nog nooit gefotografeerd."
Hoe zou dat moeten? Met een telelens?
,,U hebt niet een rijdbare stellage van een
meter of 15, waar een fotograaf op kan?"
En, waarachtig, die is er. Nog van de
restauratie. Een verhaal apart. Nu maar af
wachten of het diapositief op tijd bij de cli
chémaker is.
Overigens dat mag wel eens gezegd
bijzonder veel dank aan diverse rijksinstel
lingen en aan degenen, die „het publiek" op
zo voortreffelijke wijze van dienst zijn.
En nu, - maar gelaten afwachten of het
diapositief op tijd bij de clichémaker zal zijn.
We kunnen er nu ook niets meer aan doen.
2. Hoofdstuk apart.
Op 23 mei van Rijksmuseum het Loo be
richt ontvangen dat.... er géén kleurenfoto
van Sint Aldegonde te maken is. Getuige het
toegezonden tijtschrift 'Antiek' waarin
wordt verhaald hoe Mr. M. van Voorts tot
Voorts getracht heeft hetzelfde object te fo
tograferen en daarin is g e f a a 1 d.
Tekst: J. Kousemaker.
6