Een gelijksoortig voorbeeld willen wij aanvoeren uit
Interen tijd uit de geschiedenis onzer dagen waarin
diezelfde kloeke en rondborstige geest het Zeeuwsch
karakter kenmerkt. Toen de Burgemeester van Middel
burg een man dien eerepost waardig beschuldigd
werd van verraad en iu porem, wiens gramschap zoo
gevaarlijk was,hem onverdiend en onverhoord hierover-
openlijk beledigde, liem een' schelm noemende durfde
de regtsclrapen schorer den Keizer onder het oog treden
met deze woorden: «Ik weet het, Sire! mijn lot is in
»uwe handen. Gij kunt met mij handelen naar wel-
gevallen. Na mijne rust, mijne gezondheid en het
«grootste deel mijns levens aan het welzijn mijner meie-
burgers opgeofferd te hebbenvrees ik zelfs den dood
niet. Ik beroep mij op hun geweten. Ik beroep mij
«zelfs op dat der Engelscheu, of zij mij kunnen bewij-
zen hun ooit in eenig opzigt te zijn toegedaan geweest
en of ik iets verrigt hebdat tot nadeel der belangen
van Holland of van Frajukrijk strekken kan. 't Is waar
«de Hollanders beminnen de Franschen niet; maar nog
minder houden zij van de Engelscheu. Zij beminnen
«slechts hun Vaderland en men zal hen altijd getrouw
vinden aan den Gebieder die hun gegeven wordt. Deze
gevoelens hebben zij aan de godsdienst te danken.
«Voor 't overige, Sire! verklare ik U, dat zoo eenige
andere natie dan de Engclsche jazoo de Engelschen
zelve weder te Middelburg kwamen ik mij niet anders