116 Dan zendt, na 't hevig biildrend weder, De zon haar kalme glansen neder En lacht het scheepsvolk vrolijk aan: Bezaan en fok en bramzeil zwellen En voorwaards gaat het scheepje snellen Langs de ongemeeten waterbaan. Niet anders komt na ramp en plagen Een heuclielijker morgen dagen, Tan hoop en troost, en heil verzeld. - En blijder vliegen 's levens jaren Terwijl geen druk der zielsbezwaren Het wéér verruimde hart beknelt. Dat liefde steeds uw ziel verblijde' Zij houde aan stuur-en bakboordszijde Als kapitein 't bewind in hand Uw lading zij het puik der deugden U w kost en drank oprechte vrevgde Uw sluurlién Godsdiensteer verstand!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 148