132 »En komna vijf paar dagen tijds Ter dezer plaatse weër Zij gaat. De bekir wikt en weegt Tóór hij het pleit beslecht; En houdtna 't angstigst onderzoek Haar' cisch voor goed en regt. Wat nu? Den Kalif, zehra's Heer, Gedagvaard voor mijn' raad Te toonenuit den geest der wet Dat HAEEiM schuldig staat? Neen zegt hij neen dat waar' vergeefs Want hakkai kent geen dwang En waant zich elke wet te groot Door zijn' verheven rang. Ik zelfik wil hem spreken gaan »En toetsen of zijn hart Aan wet en regt nog hulde doet En denkbeeld heeft van smart. En 's morgens vóór nog de oosterkim Haar goud had uitgestort Toog bekir op een lastdier heen Eenvoudig aangegord. Een ledren buidelruim en groot Werd op het dier gel aan; En eer de Zon in 't westen dook Kwam hij te Zchra aan.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 166