a' &J5 «wit en W
.rtfi 1
-®-
FABEL,
Een jonge Haan vol moed en vuur
En dien men, zonder vleijend liegen
Kon noemen in zijn soort een pronkstuk der nai
TY ildo op een iioogen pij nboom vliegen
Omvoor het oog van 't algemeon
Te toonen zijne aanvalligheén.
En naauw was dat besluit genomen
Of hij verhief zich in de lucht;
Maar al zijn doen was zonder vrucht
Hij viel gedurig neer en kon niet hooger komen
Dat baarde hem een groot verdriet.
k Ben sprak hij toch de lompste niet
Watof er, spijt mij zelv', mijn vlugt toch mag vertr;
Terwijl hij bezig was aldus zijn' nood te klag
Werd hij een Slak gewaar die boven in den boo
Op haar gemak en zonder kommer woonde
Dat kwam hem voor gelijk een droom
Maar die zijn hoogmoed tevens hoonde.