166 waardigheden. Niet de hooghartige zoon des yoorspoeds die geene rampen kent, dan bij name; niet de door eigenwaan verblinde die alleen en altijd zich zeiven bedoelt; niet de door elk vermeend gebrek aan eer bewijs ligt geraakte roemzuchtige achten wij gereg- tigd lot eigen lofspraak. In geenen deele. Maar, als wij hem dip strijd voertden gansclien langen dag zijnes levens strijd voeren moet tegen alle de rampen op aarde uitgestortals wij dien zich met mannenmoed zien oprigten en in plaats van werkeloos te klagen en te morren met eene edele fierheid zijne edele be drijven en deugden den volke hooien verkondigen, dan gevoelen wij diep den adel onzer menschheiddan verceren wij den held der deugd en zijne lofspraak wordtals ware hetonze roem. Zulk een sieraad der menschheid treffen wij aan in rnociov. Ofwie bewondert niet de schier ongeloof lijke zielsgroothcid van dien edelen lijder in het ant woord dat hij gaf aan eenen te gelijk met hem ten dood veroordeelden, die zijn naderend einde betreurde wilt gij dan niet gaarne met enocios sterven Wie f houdt dezen eigen lof in den mond des grooten lijders niet voor geoorloofdWie onderschrijft zijne lofspraak niet gaarne P Juet minder is het geoorloofd zich zeiven te prijzen, wanneer onze verdiensten deugden en talenten misr kcudof met ondank vergolden worden. - Zoo klinkthet

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1836 | | pagina 202