29 Het rotsgebergtde zandwoestija De zee al bruisende opgestoven Al wat ontzettend moge zijn, Zoo wel als 't lagcliend schoon der lioven Als huislijk feest en kermisvreugd, Ja zelfs de schaamle die daar bedelt 't Is stofdie hij bezieltverjeugt Of door een sclirandre vond veredelt. Want nimmer bootst hij doelloos na Hij kiesthij schikt ontwerp en groepen. Men slaat verrukt de trekken ga Die werelden tot aanzijn roepen. Nutuur en fNaarheiduw gezag Zal zelfs in d' echten zin daar gelden Waar 's kunslnaars vinger scheppen mag Terwijl zijn geest de ruime velden Van zijn verbeeldingskracht doorzweeft, En bij den gloed der zonnestralen Versmadend wat hem de aarde geeft, Stijgt in het Rijk der Idealen. 0 ja wat hemelbeeld hij maal' Hoe hij 't onstoilijke ons verzinlijk' Hoe grootscli hij voor onze oogen praal' Verheven stout en onverwinlijk

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 107