31 Maar gij Terheven raphaoj. Gij Yvoogtgij kemlet uwe krachten. Gij stijgt inet moed ten hemel wel Doch 't is op lang beproefde schachten. x Hoe yer gij 't eindig oog ontzweeft Natuur en Waarheid schieten stralen Op 't beeld, dat voor uw zinnen zweeft Eer dat uw hand hqt >vaagt te malen. Maarwat ontwerp den geest bekoor' De schoonheid aan geen kleed gebonden Trad steeds in alle Yormen voor En Yvordt in eiken dos gevonden. Elk vak der kunsthoe needrig 't schijn' Laat zich bezielen door haar' adem. Wien zomergloed te heet mogt zijn, Hij zoeke een' zachter' lentewadem. 't Is niet alleen hot Ideaal Niet slechts het grootsche der Historie Waartoe de schilder zich bepaal' Bekroont hem ooit de yvare glorie. Neen yvat hij schetse voor ons oog Zoo smaak en kunde hem besturen Dan hangt geen lauwer hem te hoog; Zijn naam zijn roem zal eeuwig duren.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 109