van eenen onbekenden tempeluit groote platte straat- steenen vervaardigd25 voeten lang en 12breed. Rondom denzelven zag men geknotte beeldenen eene menigte zware steenen met en zonder beeldwerk meest alle met latijnsche opschriften en tusschen dit alles vaat werk gouden en zilveren penningenenz. Yeel daarvan kan men bij sjiaeiegakge en anderen schoon niet naauwkeurig afgebeeld zien. De tijding daarvan klonk door het eiland en alles geraakte in beweging. De Heeren Staten en de Gecom mitteerden der brcede geërfden lieten uithalen zoo veol zij konden. Zij waren echter niet meer in staat te be letten dat vele van deze uit de diepte opgekomenen van de herkregene vrijheid misbruik maakten en zich naar elders begaven. De gouden en zilveren penningen en offerschalen hadden zich het eerst zoek gemaakt. Eenige steenen dwaalden al mede landwaarts in. Een paar zeer belangrijke waren, met een aantal munten, naderhand op de buitenplaats Steenhove te zien. Een paar anderen kwamen tot in Holland werden daar als vreemdelingen aangehouden en te Lelden in het Museum opgebragt, waar zij nog zijn. Het hoofd van septusijs ging, na afgebeeld te zijn, al mede op reis. De zwaarste vrienden echterdie zoo snel niet weg konden t. w. een paar forsche mannenbeelden en een fraai vrouwenbeeld, doch alle deerlijk verminkt, wer den, benevens het kapiteel eener groote kolom en een

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 118