gevel van een huis te Domburg, nog eene dame te voorschijn trad met name r.rr.oiu w bewijzende haar goed regt.om in 't gezelschap der reeds genoemden te worden opgenomen. Jlen wees haar dadelijk eene plaats aan in 't Museum te Middelburgwaar umcui.es den rand der kerk te ?restkappel ontkomenzich onlang aan hare zijde heeft geplaatst. Genoeg. Zeg ons liever wie zij waren- Een weinig gedulds nog, mijn driftige vriend Wanneer pij op eenen goeden dag te Middelburg zijt, bezigtig dan deze laatste gedenkstukken eens. Gij zult spoedig bemef- ken datzelfs wanneer het groote licht helder aan den lemel staatde opschriften op zijn best half te lezen zyu. Ik moet eerst nog wat olie in de lamp gieten. 6. Het is bekend, dat de oudste bewoners dezer landen meuschen warendie voor de onzigtbare godheid hooien eei bied koesterden. Zij geloofden aan eenen algemeen» ader{Mlfatur) Schepper en Verzorger van alle dingen, ij kouden zich nogtans niet tot de hoogte verheffen, om oor dien Eenen alles Ie laten verrigten. Even als andere .volken gaven zij hem ondergeschikte helpers vergoodden de natuurkrachten, aanbaden de hemel- ligchamen. en benoemden deze tot Landvoogden Stad houders, Opperhoutvesters Directeuren Inspecteuren enz. die het bewind of opperloezigt over het een of

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 121