geeft de waardigheid te kennen van eene andereook VA3WA geheeten, die JVoudgodin was. Dat men daarbij evenwel zeer behoedzaam moet zijn, zal ieder begrij pen die weet, hoe algemeene namen soms tevens bij zondere) of eigen namen zijn. B. v. al wederom de Ruiter is eigenlijk een man te paard en nogtans wij Zeeuwen denken daarbij terstond aan den edelen Vlootvoogdop wien Zeeland met regt roem draagt. Men verlale nu eens dien naam, en zette hem, zonder meer,op eenen steen. Duizend tegen één dat do vreem deling raden zalwat hij beteekene. 7. Wij willen thans tot onze oude Zeeuwsche steeneu erugkeeren. Jepiter en Neptitkits kunnen wij houden voor ver dingen van Thor en ïierd de eerstenaar de schat- ng der YaderenGebieder over de vurige en vochtige ïchtverschijnselende DonderGod•- de laatste de Be- eerscher van zee en winden. Dat deze beiden alhier i vriend gehouden werden, laat zich ligt begrijpen. De compagnieschap kunnen wij laten rusten omdat e edelmoedige en dankbare gever met den naam der rma iriet regt bekend en evenwel niemand willende eleedigen welligt het voorbeeld der wijze Atheners olgde die mede voor den onbekenden God een altaar .ichtten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 123