53 toch liet Lijkstroo en. de Hanneliesjes dag in het naauwst verband. Pitocopitrseen schrijver uit de zesde eeuw, spreekt van een volk van visschers en akkerliedenop de zee kust tegen over Engeland wonende hetwelk de zielen der gestorvenen naar Brittauje overbragten alsdan door hoogere magt gesterktden togtwaarvoor men anders een etmaal noodig hadin een uur aflegde. Dit verhaal hetwelk blijkbaar Zeeland en Holland geldtis even blijkbaar fabel; want, wat zouden de Brittenhoezeer hun handelgeest van alles partij weet te trekken, toch bij mogelijkheid met Hollaudsche en Zeeuwsche zielen hebben kunnen doen De fabel is echter het hulsel der waarheiden wij moeten dus trachten haar, zoo veel in ons is, van het zelve te ontheffen. Het is opmerkelijk dat men in Zeeland nergens grafplaatsen der oudste bewoners heeft aangetroffen. De graven, welke gevonden zijn, die op liet strand bij Domburg zelfs niet uitgezonderdbehooren alle tot den Christentijd. Men heeft de vliedbergen wel eens voor grafheuvelen uitgegeven doch ten onregte. Hier en daar is er nog al een omvergeworpen maar geen enkel voorbeeld is mij bekend van overblijfselen die deze gedachte zonden kunnen staven. Wat men met de lijken deed kunnen wij slechts door verbinding en gevolgtrekking bepalen. De dooden werdennaar de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 131