onzen cats waar men liet heerlijkst uitzigt hadof op de bevallige landouwen van Zuid-Hollandof op de breede golven der Noordzee. In één woord: gij waart, o Zorgvlieteen aardsch Paradijs de roem van onzen cats die niet ophield tot aan den laatsten dag van zijn leven u te verfraaijen en te volmaken. Onder het lommer uwer boomen verschool zich de landelijke woning van uwen bezitter. Door geene weidsche pracht duidde zij aan, dat zij de verblijfplaats was van hem, die vroeger de eerste Staats-a-mbten in ons Gemeene- best bekleed had. Oud-Yaderlijke eenvoudigheiddege lijkheid deftigheid orde en gemak heerscliten in dit huis des vredes. Zachtkens gelijk het beekje dat uit de duinen, langs lommerijke dreven, naar zijne dier gaarde heenkronkeldevloeiden daar de dagen des achtingwaardigen grijzen naar den eindpaal hunner rust. Eerlijkheid opregtheid deugd en warme gods vrucht hadden zijn vroeger leven altijd gekenmerkt. Ook nu waren deze zijne gezellinnen bij het klimmen zijner jaren. Ja, zij werden hem nog te dierbaarder, hoe nader hij kwam aan hel graf. Met verhaaste treden snelde dan ook de ondeugd het stille Zorgvliet voorbij De laster verstomde toen zij zulk ecne braafheid ver nam. Ja, zoo als cats zelf zich naif uitdruktal ware zijne woning uit zuiver kristal gebouwd geweest, de duizend öogige Argus zou hier de rol van bespieder vruchteloos op zich genomen hebben.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 140