72 Doch bertha lioe hartlijk zij andren ook mint Yergat hare heiligste pligten als kind: Die Grijze is een walg in haar oogen 'tYerdroot haar hem daaglijks aan tafel te zien; En spijze op eensoortige borden te biën, Dat kon zij niet langer gedoogen. Maar hoe nu dien toeleg Tan bertha bestierd; Hoe d' afkeer het heimlijkst den teugel geTierd, Sints lang reeds gekoesterd van binnen? Alexis dit wist zij haar wrevel ter grief, Had innig zijn Yader hoe oud ook toch lief: Doch vrouwenlist moest overwinnen. Met deze gewapend sprak ze aldus hem aan 't Kan langer zóó Lieve met Yader niet gaan En daarom moet Gij het ook weten; 't Is gruwlijk wat aantal van borden hij brak; Och maak hem ik bid van hout toch een bak Zoo moog' hij daar voortaan uit eten. Alexis verrast door 't gevlei zijner Yrouw; Niet peinzend op 't eerlang hem wachtend berouw Bevredigt gcdachtloos haar beden. Reeds rondt hij en diept hij en gladt hij het hout, Toen 't dartele jongsken met scliuldlooze kout, Zijn werkplaats kwam binnen getreden.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 150