Doch nog eens den blik geslagen Op den gulden zonnewagen Zien wij wat zijn glans bedekt l Hoe zijt gij 'tYorstin der sferen Diein 't statig wederkeeren Febus aan ons oog onttrekt Ja 'k herken u aan de transen Doelt waarom uws broeders glansen Dus verdonkerd lieve Maan Wilt ge in spijt der hemelwetten Hem van 't rijksgebied ontzetten Dringen uit zijn grootsche baan? Staak die poging, zoo vermetel! Wantte heerschen op zijn' zetel Yoegt niet aan een zwakke Maagd, 't Zal toch nimmer u gelukken Hem de kroon van 't hoofd te rukken Die slechts hij met eere draagt Of zou 't ligt uit wraakzucht wezen Wijlop Latmos kruin voor dezen 't Al ontdekkend licht der Zon U van schaamte en spijt deed blozen Onder 't dart iend minnekozen Bij uw vriend Endymion?

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1837 | | pagina 158